Sami familie rond 1900 in Noorwegen. © Wikipedia.
Op 8 november begon in de Egyptische badplaats Sharm-el-Sheikh, ook wel de palmenstad genoemd, de 27ste klimaatconferentie. De plek is in Westerse ogen omstreden, omdat Egypte geen democratie is. Toch is het een belangrijke bijeenkomst op het mondiale niveau, om de complexe klimaatcrisis gezamenlijk aan te pakken. De Belgische delegatieleider, de Vlaamse klimaatminster Zuhal Demir, heeft al laten weten dat ze niet komt. In mijn ogen slaat een belangrijk deel van haar argumentatie gewoon nergens op of is het gevolg van een verkrampte, ecomodernistische partijpolitiek.
Dat neemt niet weg dat de mensenrechten in het gastland wel degelijk een probleem zijn, evenals de vrijheid van meningsuiting. In Sharm-el-Sheikh is demonsteren toegestaan. Ergens in een afgebakend gebied in de woestijn, ver buiten de paleizen waarin de vergadering zal plaatsvinden. Dat is geen goede zaak. Dat strookt niet met onze Westerse democratische percepties. Maar, uit een publicatie van World Data van 6 september blijkt dat wereldwijd de democratie weer op zijn retour is, wat ik betreur. Dat gebeurde in de jaren 1930, 1960 en 1970 ook. In dit bredere plaatje gezien, is het juist belangrijk dat onze democratisch verkozen vertegenwoordigers, niet afhaken. We moeten blijven vechten voor een eerlijke en rechtvaardige duurzaamheidstransitie, waar de klimaatcrisis een onderdeel van is. Er staat dus veel meer op het spel, dan onze minister blijkbaar wenst toe te geven.
Het contrast met het schitterende en vlot leesbare boek De boomgrens. Het laatste bos en de toekomst van de planeet, van Ben Rawlence, kan niet groter zijn. Rawlence heeft Swahili, een Oost-Afrikaanse taal, gestudeerd in Londen en internationale betrekkingen in Chicago. Daarna werkte hij voor Human Rights Watch en het door hem opgerichte Black Mountains College. Dat is een nieuwe, kleine universiteit in het Brecon Beacons National Park in Wales in Engeland. Dit College wil een toekomst waarin de mens zijn plaats in de natuur weer kent en een eerlijke en rechtvaardige wereld die binnen de planetaire grenzen blijft.
In zijn boek van ruim 400 pagina’s neemt de auteur je mee op een korte maar indrukwekkende reis rond de wereld. De reis is relatief kort, omdat die de Arctische boomgrens volgt. Op de Noordpool zelf zou je een wereldreis in een paar stappen hebben gemaakt. Dat de aarde snel opwarmt is meer dan duidelijk. Overal zien we er de signalen van. Toch komt de opwarming het sterkst tot uiting in het Noordpoolgebied. Dat wordt de polaire uitvergroting genoemd. Het gevolg ervan is dat de boreale bossen zich in het Arctische sneeuwlandschap, naar het Noorden verplaatsen en vergroenen. Tegelijkertijd verandert het landschap dramatisch door het ontdooien van de permafrost. Een reisje naar de Noordpool leert je wat ons op lagere breedten te wachten staat.
Hoofdrolspelers in De boomgrens
De boomgrens is de grens waarboven geen bomen meer groeien, maar alleen struiken en grassen als gevolg van de lage temperatuur. Het is een grens die in gebergten, afhankelijk van de breedtegraad, op verschillende hoogten ligt. Als we naar het koude noorden gaan dan zien we hetzelfde verschijnsel als we dichter bij de Noordpool komen. De boomgrens is een interessante graadmeter voor de klimaatverandering. Maar Ben Rawlence heeft in zijn boek veel meer gedaan dan een zuiver wetenschappelijke positionering geven van die grens in het Arctische gebied.
Verwondering, geschetst in boeiende portretten, is de kern van het boek. Verwondering over het aanpassingsvermogen van de bomen, de bossen, de planten en dieren en de mens, in een tijd waarin onze klimaatveranderingen ze tot vluchtelingen maakt.
Na de laatste IJstijd vond er, op het ritme van de natuur, een snelle klimaatverandering plaats, waardoor de zeespiegel circa 120 meter steeg en de continenten hun huidige vorm kregen. Ook veranderde het Arctische gebied in het landschap dat we nu nog kennen. Inheemse volkeren, zoals de Europese Sami en de Inuits in Noord-Amerika, Groenland en Siberië, pasten zich aan dat noordelijke landschap aan. Zij leefden, evenals onze voorouders, met en van de natuur. Het is dat belangrijke aspect dat ik in het boek van Rawlence zo voortreffelijk zie beschreven. Speels neemt hij je mee op een reis door de tijd en in de toekomst, onze toekomst met onze klimaatverandering.
Onderweg ontmoet hij andersdenkende, mensen die ertoe doen; zoals de wijze Sami vrouw Märit, het bijna komische, Siberische duo Kolja en Kolja, die elke zomer prehistorische mammoetslagtanden zoeken en een Siberische sjamaan. Maar ook wetenschappers, zoals de Nederlandse permafrost specialist Ko van Huissteden, de Russische geoloog Sergej Zimov, en de Ierse, in Canada wonende botanicus en medisch biochemicus, Diana Beresford. Zimov toonde aan dat de permafrost zowel van onder als van boven smelt en daarmee een grote bedreiging vormt voor onze snel opwarmende wereld. Diana Beresford was haar tijd ver vooruit en verliet de universitaire wereld, die haar niet begreep. Zij en haar man Christian onderhouden, sinds 1970, één van de weinige oerbossen van cederbomen, bij Ontario in Canada. Hun bos is 65 hectare groot. Haar fascinerende ideeën over het leven van bomen hebben een revolutie in de wetenschap veroorzaakt.
De opwarmende wereld van de hoofdpersonen in ‘De boomgrens’, verandert sneller dan ze zich kunnen aanpassen. Dit sinistere feit heeft enorme gevolgen voor het leven op aarde.
De echte hoofdpersonen in Rawlence zijn boek zijn, volgens de achterflap van het boek, negen bomen. Er zijn heel veel bomen in het boreale woud: zo’n 750 miljard. Wereldwijd beslaat dat woud een gebied van 16.000.000 km2. Dat is ongeveer 1/4 van alle bossen op de aarde. Hierdoor zijn de boreale bossen of de taiga, één van de grootste biomen ter wereld. Het Russische woord tajgá (тайга́), betekent naaldwoud en is afkomstig uit het Mongools. Het is een bioom dat wordt gekenmerkt door uitgestrekte, koude en vochtige naaldwouden tussen 50° en 60° noorderbreedte. Wat de dierenwereld betreft zijn er wolven die me doen denken aan het liedje van drs. P. Over sneeuw, wolven en trojkas, elanden, beren en de Siberische tijgers, de grootste tijger ter wereld.
De met ‘eeuwige’ bossen bedekte taiga en de boomloze toendra bevinden zich bovenop de permafrost. Dat is het Noordpoolgebied, waarvan de temperatuur in de bodem gedurende meer dan twee jaar op of onder 0°C blijft. Die ‘eeuwig’ bevroren bodem kan honderden meters, tot maximaal 1500 meter, diep zijn. In de zomer ontdooit alleen de bovenste 30 tot 200 cm ervan. In de winter bevriest die laag gewoonlijk weer. Dat is de actieve permafrost, die door onze manier van leven, snel in omvang en diepte toeneemt. Hierdoor worden bossen instabiel, waarbij de bomen alle kanten opstaan. Dit verschijnsel wordt ‘dronken bomen’ genoemd. De toename van de actieve permafrost kan voor een lokale, regionale en mondiale ecologische ramp zorgen. Wat de klimaatopwarming betreft is de ontdooiende permafrost door de vrijkomende methaan en CO2, een tijdbom.
De auteur begint zijn reis in zijn achtertuin in Wales, waar een oeroude taxus, Taxus baccata, staat. Hij constateert dat de planeet aan het hyperventileren is nu de boomgrens zich met honderden meters per jaar naar het Noorden verplaatst. Dat is verontrustend, omdat het boreale woud, naast het tropisch regenwoud, een belangrijke long van de aarde is. Daarna beschrijft hij in zes boeiende hoofdstukken het wel en wee van wat hij het eliteclubje van zes bekende boomsoorten noemt, in het boreale woud.
Zijn elite clubje bestaat uit drie naaldbomen en drie loofbomen: de grove den (Pinus sylvestris) in Schotland, de zachte berk (Betula pubescus) in Scandinavië, de Aziatische lariks (Larix gmelinii) in Siberië, de witte en zwarte spar (Picea glauca en Picea mariana) in Alaska, de balsempopulier (Populus balsamifera) in Canada en de Groenlandse lijsterbes (Sorbus Groenlandica). Elk hoofdstuk begint met een tekening van de hoofdpersoon. Er zijn in het boek, waarvoor hij twee jaar lang de thuislanden van zijn eliteclubje bezocht, geen illustraties. Wel is er aan het begin een kaart, waarop het Boreale woud rond de Arctische oceaan en de belangrijkste gebieden die hij bezocht, zijn afgebeeld. Het is een sober boek.
Elke rendier heeft zijn eigen naam
De zachte berk is een winterharde, bladverliezende loofboom. Hij groeit al duizenden jaren in Noord-Scandinavië in wat wij wel Lapland noemden. Dat woord is een belediging voor de oorspronkelijke bewoners, de Sami. Zij noemden hun land Sapmi, een begrip dat de gemiddelde Europeaan niet kent. De zachte berk heeft zich aan het koude klimaat aangepast. De boom krijgt een donzige laag, die de auteur een ‘bontjas’ noemt. Die ‘jas’ bestaat uit ééncellige haren of trichomen die een stilstaande en isolerende luchtlaag vormen. Zo verminderen ze de verdamping en bevorderen ze de wateropname uit de lucht. De boom beschermt schimmels en insecten die centraal staan in de voedselketen, terwijl zijn wortels de grond eronder binden en verwarmen. Traditioneel wordt deze berk door de Sami gebruikt om gereedschappen, huizen en medicijnen te maken.
Het gebied is het tehuis van de Sami die eeuwenlang met hun rendieren vrij door het gebied trokken. Dat kan niet meer. Ze zijn nu burgers van één van de vier landen in hun gebied: Noorwegen, Zweden, Finland of Rusland. Rendieren spelen een centrale rol in het leven van de Sami. De intelligente dieren stellen de Sami in staat om te overleven in de meedogenloze wereld van kou en ijs. Ze leveren voedsel, kleding en schoenen. De Sami volgen hen als ze naar andere gebieden trekken om voedsel te zoeken. De zachte berk is daarbij het hulpje van de herders. Er worden ski’s, tentstokken en sleeën van gemaakt. Maar de Noorse regering ziet het hoeden van rendieren als veeteelt en stelde quota en allerlei strenge controles in. Het moderne leven verdringt langzamerhand het traditionele leven, waardoor de Sami nu tussen twee werkelijkheden leven.
Bovendien wordt deze tienduizend jaren oude manier van leven nu ook nog bedreigd door onze klimaatverandering. Hierdoor verandert het delicate ecosysteem van hun donkere, koude en droge winterwereld. De sneeuw die vroeger zacht was en de mossen eronder beschermde en toegankelijk maakte voor de grazende rendieren, verandert in een pap die onder de hoeven van de rendieren wordt samengedrukt en het eten voor hen onbereikbaar maakt. Zo dreigen de rendieren te verhongeren. Door de opwarming trekken alle bomen sneller op naar de noordelijke toendra. Maar de berken doen dat tien keer sneller dan de dennen, die belangrijk zijn voor de bosbouw.
Birgejupmi is het Sami concept van genoeg. Als mens mag je het voedsel of de habitat van andere dieren niet vernietigen. Je neemt slechts wat je nodig hebt. Nooit meer, want je bent niet alleen.
De Sami leefden met de natuur en namen alleen wat ze nodig hadden. Ze vereerden de natuur. Rotsen, bomen en bergen zijn heilige plaatsen, waar offers werden gebracht voor een goede jacht, voor de visvangst of gewoon voor geluk. De Sami spreken met hun omgeving en de dieren en planten erin. Ze kennen het concept ‘mens’ en ‘natuur’ niet. Ze zijn er onderdeel van. De donder, de winden en de Maan zijn hun goden, evenals de beer, die slechts de ‘hond van de goden’ is. Het bos is voor hen een herinnering, waar de namen, de verhalen en de geesten van mensen, als verre echo’s uit het verleden, te vinden zijn. Voor de meeste mensen zijn die echo’s verloren gegaan. Voor de Sami echter nog niet. Het land is niet stilgevallen, zeggen ze. We zijn gewoon gestopt met luisteren.
Kolonialisme en heropvoeding
In het hoofdstuk over De slapende beer gaat het over de Aziatische lariks, Larix gmeliniis. De soms duizenden kilometers brede Siberische taiga verplaatst zich ook naar het Noorden. Daar vindt de grootste bedreiging vooral plaats aan de zuidgrens, waar het bos droger wordt en gevoeliger voor langdurige en hete en snel in aantal en omvang toenemende, bosbranden. Hierdoor kunnen de bomen er op de duur niet meer in de bodem wortelen. De naar het Noorden oprukkende steppe, waar grassen de boomgroei onmogelijk maken, slokt de taiga op. Als dit zo doorgaat, zal tegen het einde van de eeuw de helft van het bos zijn veranderd in steppe.
Op de taiga leefden een groot aantal bevolkingsgroepen, zoals de Selkups, Kets, Nenets, Dolgans en Nganasanen, met hun eigen tradities. Allen hadden ze een animistisch geloof, waarin de sjamaan bemiddelde tussen de ‘geestenwereld’ in voorwerpen en de ‘bovenwereld’, van de mens. Deze volkeren geloofden dat bomen antennes waren, die cruciaal zijn voor de communicatie tussen de boven- en onderwereld. Sjamanen werden in de Sovjettijd systematisch vermoord en de inheemse volken werden op brute wijze gekoloniseerd, waardoor hun cultuur grotendeels verdween. Zo waren er van de Nganasanen in 2012 nog maar vijfhonderd mensen over.
Op Rawlence zijn reis naar Ary-Mas, het meest noordelijke bos ter wereld, ontmoeten we de Kolja broers die hem en zijn gids Dima in hun reusachtige terreinwagen, een Trekol, met banden zo groot als een man, en een moersleutel als versnellingspook, er naar toe brengen. Het is een bizarre maar hoogst interessante reis, waarvan het verslag leest als een avonturenroman, waarin wodka een ruilmiddel is en de wens van de gastheer het leven en reizen bepaalt. Ary-Mas, betekent in de lokale Dolgantaal ‘boseiland’. Het bos ligt circa 200 kilometer noordelijker dan het boreale woud en herbergt een bijzondere fauna.
‘De taiga is machtig en onoverwinnelijk’, schreef Tsjechov.
Hier ontmoeten we Alexander Bondarev, die de lariksen van Amy-Mas bestudeert en tot de conclusie kwam dat ze nauwelijks groeien, zich niet verplaatsen en allemaal even hoog zijn. Dat staat haaks op het algemene beeld van het boreale bos met snelgroeiende bomen, die zich naar het Noorden spoeden. De mensen geloven dan ook niets van die verhalen over klimaatverandering.
De Aziatische lariks is, net als de zachte berk van de Sami, een bijzondere boom die op een unieke en slimme manier aan de permafrost is aangepast. Hij vormt geen gesloten bos, waarbij de takken van de bomen elkaar raken en een bladerdak vormen. Bij de lariks is er ondergronds een wijdverbreid netwerk van wortels, vanwege de ondiepe actieve permafrost. Het is het ondergrondse deel van de boom die de voedingsstoffen verdeelt en voor de voortplanting zorgt. Maar de bomen mogen dan stil staan, toch veranderen de bewoners van het bos: er komen steeds meer zuidelijke vogelsoorten, zoals de raaf.
Evenals in Canada waren de inheemse bewoners met hun natuurgodsdiensten een doorn in het oog van de kerk. Onder de tsaren was het de orthodoxe kerk die hen wilde bekeren. De Sovjet-Unie wilde hen slechts productief maken. In beide gevallen werden de Inuit-kinderen uit hun omgeving gehaald en heropgevoed, zoals de Chinezen dat nu doen met de Oeigoeren. In Canada zijn bij katholieke en anglicaanse internaten honderden anonieme graven ontdekt van kinderen. Ruim 150.000 kinderen van de oorspronkelijke bewoners van Canada, werden uit hun vertrouwde omgeving weggehaald en verplicht heropgevoed. Deze zomer bood paus Franciscus, op 25 juli, in Canada zijn excuus hiervoor aan. De Canadese premier Harper was hem hierin al voorgegaan op 11 juni 2008.
De Noord-Amerikaanse rand en Groenland
In Alaska zijn de witte en zwarte spar de hoofdrolspelers van het boreale woud. De boomgrens schuift ook hier naar het Noorden. Luchtfotografie laat zien dat het Noordpoolgebied hier vergroent. Hierbij spelen bevers een belangrijke rol. Door hun ‘waterwerken’, zoals bevervijvers, op de toendra maken ze de weg vrij voor de bomen. Toch staat de spar onder druk van onze klimaatverandering. De meest noordelijke sparren hebben zich aangepast aan de omstandigheden en brengen het grootste deel van het jaar slapend door. In de korte zomer profiteren ze van het korte groeiseizoen om reserves op te bouwen. Door droogte- en hittestress lukt dat steeds minder en worden de bossen kwetsbaar. Ze sterven door watertekort, insectenplagen en bosbranden.
Bossen zijn regenmakers. De sparrenbossen van Alaska en Noord-Canada hebben door teleconnecties – verbanden op (zeer) grote afstand in de atmosfeer – een rechtstreekse invloed op de regenval in de ‘graanschuur van Amerika’, in het Amerikaanse Midwesten. Hier wordt graan, maïs en soja verbouwd. Een vergelijkbare relatie is er tussen veranderingen op de Russische taiga en de graanschuur van de wereld in de Oekraïne en Rusland. De Russische natuurkundige Anastasia Makarieva toonde aan dat het boreale woud door de omzetting van waterdamp in water door de bossen, als een biotische pomp fungeren en de positie van het polaire front in de atmosfeer bepalen. Hierdoor zijn wouden niet alleen de longen van de atmosfeer maar ook het kloppend hart.
De ontmoeting met 78-jarige Diana Beresford-Kroeger en de beschrijving van haar visionaire werk, leidt je naar een fascinerende, onbekende en hoopvolle wereld. Ze is in Ierland geboren, waar ze op jonge leeftijd wees werd en door haar vrijgezelle oom Patrick O’Donoghue werd gevoed. Ze kreeg een brede algemene opleiding gaande van Ierse poëzie, wereldreligies en filosofie tot natuurkunde en kwantummechanica. Druïden brachten haar de oude inheemse, Ierse Brehon-wet bij. Die wet gaat uit van de heilige kennis van de Keltische drie-eenheid van lichaam, geest en ziel en het belang van deze zienswijze voor de planten en de natuur. Ze studeerde medische biochemie en botanie in Ierland en promoveerde in Ierland en Canada, waar ze met haar man Christian, sinds 1970, een stuk oerbos onderhouden.
Het verschil tussen beheer en gebruik is dat beheer overheersing impliceert en gebruik juist duidt op respect, toestemming en dankbaarheid. De inheemse bevolkingen gebruiken het boreale woud. Eddie Hudson, p. 265-266 in ‘De Boomgrens’.
Ze bestudeerde het effect van onze klimaatopwarming op planten en vergeleek de functie van hormonen in planten en mensen. Hieruit bleek dat bomen en onze hersenen dezelfde chemicaliën aanmaken, waardoor het denkbaar is dat bomen het neurale vermogen hebben om te luisteren en te denken. Het blad en het hart zijn, volgens haar, de twee belangrijkste organen voor het menselijk leven op aarde. Die visie was wat te veel voor de wetenschappelijke gemeenschap van de jaren 1960. Het was de tijd waarin Lovelock nog niet was gekomen met zijn Gaia-theorie, waarin hij de aarde als een levend organisme ziet. Net als een echt organisme zou de aarde alles zodanig regelen dat de omstandigheden voor het leven optimaal zijn. Diana kreeg het advies van ‘Ga naar huis, ga trouwen en kinderen krijgen’.
Volgens haar is de balsempopulier een belangrijke soort in het Canadese boreale ecosysteem. Voor de inheemse volkeren is het een heilige boom, waarvan krachtige medicijnen worden gemaakt, zoals slijmoplossende, ontstekingsremmende, antibacteriële en schimmelwerkende aerosolen die in de knoppen van vrouwelijke populieren voorkomen. De inheemse Cree-volkeren gebruiken het sap van deze boom om diabetes te behandelen. Hout, is wel het minst waardevolle wat het bos heeft te bieden. De balsempopulier kan helemaal alleen, door klonen van het origineel, een bos stichten dat verbonden is door een ondergronds netwerk van wortels. Dat netwerk transporteert voedingsstoffen, berichten, voedsel en koolstof. Deze manier van denken zet de niet holistisch denkende wereld op zijn kop.
Pimachiowin Aki: het land dat leven geeft
In het hoofdstuk Het bos in de zee, neemt Rawlence ons mee naar het Pimachiowin Aki natuurreservaat, waar alcohol is verboden, aan de Poplar River. De reis wordt in geuren en kleuren beschreven. Je leest het in één adem uit. Het is net of je met hem meegaat. De reis brengt je naar de beroemde Hudson Bay Lowlands, die met hun 300.000 km2, het grootste wetland van Canada is en één van de grootste ter wereld. Voor de Europeanen was het een ongerepte wildernis die in 1806 door de beruchte Engelse Hudson Bay Company ‘op de kaart werd gezet’. Die Europese perceptie is echter onzinnig, omdat de inheemse bevolking het gebied al ongeveer 8000 jaar, nadat het Pleistocene landijs was gesmolten, als zijn thuis ziet.
Het grootste gedeelte van de verkenningsvlucht gaat over geïndustrialiseerde landbouwgebieden. Dan roept het woud op miraculeuze wijze een halt toe aan de onverbiddelijke, kapitalistische aantasting van het milieu, vanwege de winst. In 2018 kregen vier inheemse gemeenschappen een oppervlakte bijna even groot als België onder hun bescherming en beheer. Het gebied kreeg de status van UNESCO erfgoed, vanwege zowel het milieu als, wat uniek is, de culturele band die de inheemse bevolking ermee heeft. In hun wereld zijn de rotsen, het water, de bomen, de dieren, de planten, de wind, de regen en de donder, allemaal bezield met geesten met wie zij het land delen en met wie ze moeten onderhandelen over de beperkte natuurlijke middelen.
Deze perceptie staat haaks op die van de gelovige Europeanen, die het land innamen en kinderen bij inheemse families weghaalden om ze, in naam van de Europese ‘beschaving’ en kerk, naar kostscholen te sturen. Dat gebeurt nog steeds, merkt Rawlence op, door de gevreesde Children and Family Service. Nu moeten de kinderen weg vanwege sociale achterstand, werkloosheid, alcoholisme en drugs. Allemaal ‘zegeningen’ van het vrije Westen. Er is geen gezin in het reservaat waar de Children and Family Service niet heeft ingegrepen. Als een kind eenmaal in dat systeem zit, krijg je het er niet meer uit, is de mening van de lokale inheemse bevolking.
Op deze reis maken we ook kennis met Sophia Rabliauskas, een vriendin van Beresford-Kroeger. Haar vader liet haar studeren, maar vertelde haar steeds verhalen over de inheemse cultuur. “Als je niet weet wie je bent en waar je vandaan komt, heb je niks aan die kennis”, zei hij altijd. Zij woont nu met haar man Ray in het reservaat. Ze staan niet los van het land; ze maken er deel vanuit. Zelfs zitten aan de rivier werkt helend. Ik herinner me dat ik lang geleden op een steen op Antarctica zat te luisteren naar de stilte en keek naar de verschillende tinten blauw in de ijsnatuur, terwijl pinguïns als ‘kogeltjes’ door en over het water schoten. Ik begrijp wat ze bedoelen.
“Als wij de bever eten, krijgen we alle medicijnen die de bever at: de populieren, de wilgen, de berken, de waterlelies.”
De terugkeer naar de traditionele ceremonies, voedsel en taal gaf de gemeenschap het vertrouwen om kritiek te leveren op wat over hen en hun cultuur was verteld door de kolonisten. Ook eisten ze hun rechten op. En zo ontstond het beschermde gebied Pimachiowin Aki. Hier zijn de Ojibweg, de op één na grootse inheemse bevolkingsgroep in Canada, weer echt thuis en de baas. Voordat we iets doden, eten of plukken, danken we en geven we tabak aan de schepper” zeggen ze.
Op een uitstap op de rivier maken we kennis met Abel, een medicijnman van de gemeenschap aan de Poplar River. Hij kent de geneeskundige effecten van de balsempopulier, voor het hart en tegen kanker. Door de beschermde status kan het land van de gemeenschap weer duurzaam worden beheerd, zoals de voorvaderen dat deden. Maar ook hier slaat onze klimaatverandering genadeloos toe: het weer verandert, er verschijnen andere vogelsoorten, de bessen smaken anders en er zijn bosbranden.
Denken als een bos.
Na een excursie naar Groenland waar de lezer weer kan smullen van zijn verhalen, sluit de auteur het boek af met een epiloog over denken als een bos. Komt het omdat de Nederlandse uitgever Ten Have het spoor even bijster is en hij de titel van het hoofdstuk niet, zoals bij alle andere bovenaan de rechterpagina’s afdrukt? Hoe dan ook, dit hoofdstuk valt me tegen. Ik mis de in het boek zo goed beschreven holistische of geïntegreerde aanpak in deze epiloog. Rawlence plaatst alles wat hij op deze avontuurlijke en uiterst boeiende reis heeft meegemaakt, in het denkkader van zijn achtergrond en ervaringen en zijn werk voor Human Right Watch. Dat is zijn recht, maar het maakt zijn analyse eenzijdig. Dat vind ik jammer.
Als je Rawlence zijn boek hebt gelezen denk je anders over jouw plaats in het bos, in de natuur.
Maar hij heeft wel degelijk gelijk wanneer hij stelt dat het een misvatting is “dat ‘hoop’ synoniem is met het redden – of bereiken – van een ideale toestand van veilige welvaart, vooral wanneer deze welvaart niet verenigbaar is met de grenzen die de planeet nu eenmaal stelt”. Dat is overigens iets anders dan te verwijzen naar de planetaire grenzen. ‘Hoop ligt in gezamenlijke inspanningen, in transformatie, in zinvol werk voor het algemeen welzijn”. Terecht merkt hij op dat de toekomst van onze kinderen, onze kleinkinderen die nu geboren worden, afhangt van de niet-menselijke wereld. We zullen terug moeten naar het bos, de natuur zoals hij ze in zijn boek zo fantastisch en bewogen beschrijft. Als je zijn boek hebt gelezen denk je anders over jouw plaats in het bos, in de natuur.
Aan het einde van zijn epiloog legt hij een link met het Antropoceen, een arrogante, menselijke constructie, die nog maar net is begonnen. In het hele boek kom ik het begrip gelukkig niet tegen. Het staat immers, met GROTE, SCHREEUWERIGE, KNALGELE NEONLETTERS, haaks op alles wat de Sami en Inuit ons in zijn prachtig boek proberen te vertellen. Vertwijfeld vraag ik me af of Ben Rawlence zijn eigen boek wel heeft begrepen.
Rawlence zijn opmerking over het Antropoceen, doet me denken aan de flauwekul uitvluchten van onze Vlaamse klimaatminister Zuhal Demir, ruim een jaar geleden, over de keiharde boodschap van het eerste rapport van de zesde IPCC-evaluatie, die ze niet serieus wilde nemen. Of nog belachelijker, wanneer ze over mensenrechten begint als argument om als leider van de Belgische delegatie op de COP in Sharm-el-Sheikh, niet thuis te geven. Dat de klimaatactiviste Greta Thunberg niet gaat, omdat ze haar werk inderdaad niet kan doen, is juist. Maar dat onze, wat dit onderwerp betreft, altijd maar dwarsliggende Vlaamse klimaatminister niet gaat omdat ze haar werk niet wil doen, is absurd.
Ben Rawlence eindigt, wat mij betreft, zijn boek op pagina 352. Hij wijst erop dat als je het bos (lees de natuur, jouw wereld) bekijkt met de ogen van de Sami en Inuit, je een “wereld ziet van meerdere zelven en zielen die met elkaar communiceren …… het blad praat met de wind, de bloem praat met de bij, de wortels praten met de schimmels”. “Wanneer leren wij weer te luisteren naar de natuur, waarvan wij een onderdeel zijn, waarin we evenals de witte poolvos, de iconische ijsbeer, het intelligente rendier en de uitgestorven mammoet, slechts een onderdeel zijn?” vraag ik me af.
Titel : De boomgrens. Het laatste bos en de toekomst van de planeet
Vertaling : Huub Stegeman
Uitgeverij : Ten Have, Postbus 13288, 3507 LG Utrecht
Pagina’s : 413
Prijs : Euro 24,99
Reactie toevoegen