De wereld en de aarde (cover op achtergrond van gras

David Van Reybrouck, De wereld en de aarde. Hoe houden we het veilig?

Samenvatting

David Van Reybrouck is archeoloog, filosoof, schrijver en sinds februari, de eerste Denker der Nederlanden. Dat is een breuk met zijn zeven voorgangers. Zij waren allemaal Denker des Vaderlands, een wat oubollig begrip en Nederlands initiatief. Van Reybrouck ziet zichzelf liever als Vérdenker der Nederlanden. Vérdenken is naar het heden kijken vanuit het verre verleden en vanuit de verre toekomst. In zijn zeer lezenswaardig essay ligt het accent op de moderne ongeveer 400 jaar oude diplomatie die faalt bij het oplossen van de klimaatcrisis. Er is een andere aanpak nodig.

Uitvoering van de doodstraf – damnatio ad bestias – door een hongerige luipaard die de veroordeelde in een amfitheater als vermaak voor het volk als maaltijd kreeg. Midden: leeuw peuzelt aan gladiator en (rechts) bijtwond van een leeuw op een heup. © El Jem archaeological museum, Tunis; The Trustees of the British Museum en Unique osteological evidence for human-animal gladiatorial combat in Roman Britain, Plos ONE, april23, 2025.

‘Rare jongens, die Romeinen’ is een gevleugelde uitspraak in de strips van Asterix en Obelix, waar ik al heel lang een fan van ben. De enthousiaste kop Voor het eerst echt aangetoond: gladiatoren vochten met leeuwen in de Standaard van 24 april, trok dan ook mijn aandacht. Gladiatoren en wilde dieren spreken immers tot ieders verbeelding of afschuw. De Romeinse keizers hadden heel goed in de gaten dat hun macht ook afhing van het tevreden houden van het volk met brood en spelen. Op prachtige mozaïeken, die je overal in het Middellandse Zeegebied tegenkomt, zien we dan ook geregeld afbeeldingen van stoere geharnaste gladiatoren die met elkaar en met allerlei wilde dieren, zoals beren, leeuwen en tijgers vechten, tot vermaak van de keizer, zijn gevolg en het volk.

In een uithoek van het toenmalige Romeinse Rijk zijn onlangs archeologische en forensische sporen gevonden van zulk geweld in de buurt van een onontdekt amfitheater. Daarvoor gaan we zo’n 1800 jaar in de tijd terug naar Eboracum, een Romeinse legerplaats in de buurt van het huidige York in het Verenigd Koninkrijk. Het door de Romeinen bezette gebied besloeg circa driekwart van de huidige UK en werd Britannia genoemd. Bij opgravingen stuitte men op 82 skeletten van gladiatoren, waarvan ruim de helft was onthoofd. Uit forensisch onderzoek van één van de skeletten blijkt dat de circa dertigjarige man bijtwonden van een leeuw heeft. Tijdens het onderzoek heeft men de gevonden verwondingen in het bekken van deze gladiator, vergeleken met bijtwonden van wilde dieren in dierentuinen. De overeenkomst is frappant. Zo werd voor het eerst aangetoond dat gladiatoren, rondtrekkende professionele vechtersbazen, het gevecht met een leeuw ook konden verliezen. De onthoofding was vermoedelijk een coup de grâce.

Maar er is meer. Een kleine twee eeuwen later vertrokken de Romeinen immers definitief uit Britannia vanwege een natuurlijke klimaatverandering, die de agrarische Romeinse maatschappij hard trof. Ernstige zomerdroogtes en hongersnoden in 364, 365 en 366 leidden tot de ‘Barbaarse samenzwering’ van 367 die in de winter begon. Dit blijkt uit onlangs gepubliceerd onderzoek van de Universiteit van Cambridge, waarin jaarringen van eiken werden gebruikt om de temperatuur en neerslagniveaus in het zuiden van Groot-Brittannië te reconstrueren tijdens en na de ‘Barbaarse samenzwering’. Deze samenzwering was één van de ernstigste bedreigingen voor de Romeinse bezetters. Historische bronnen geven aan dat in het door honger geplaagde Romeinse garnizoen op de Muur van Hadrianus opstanden ontstonden. Zo kon het garnizoen niet voorkomen dat de Picten vanuit het huidige Schotland de Romeinse provincie over land en zee aanvielen. Tegelijkertijd vielen de Schotten vanuit het huidige Ierland het westen van Britannia binnen, terwijl de Saksen er alweer in waren geslaagd om vanuit de Noordzee het zuiden binnen te dringen.

Klimaatverandering creëert het canvas van het schilderij waarop wij onze geschiedenis schilderen

De drie jaar durende droogte in de lente en zomer was een sterk signaal van de toen aan de gang zijnde natuurlijke klimaatverandering. De halvering van de regenval was voor de agrarische maatschappij van destijds een ongekende ramp. De opbrengsten van het land waren immers nodig om de bezetters te voeden. Deze situatie leidde in 367 ei zo na tot een implosie van dat deel van het uitgestrekte Romeinse Rijk. Veertig jaar later vertrokken de Romeinen definitief. De onderzoekers wijzen er terecht op dat de rol van het hydroklimaat en de ermee samenhangende variaties in het milieu genuanceerder moeten worden meegewogen in historische argumentatie in het algemeen en in die van de ‘Barbaarse samenzwering’ in het bijzonder. Uitbreiding van dit onderzoek naar het hele Romeinse Rijk laat zien dat uitzonderlijke warme en droge zomers in het Westelijke Rijk en bijzonder natte zomers in het Oostelijke Rijk vaak voorafgingen aan militaire conflicten. Klimaatverandering creëert het canvas waarop wij onze geschiedenis schilderen.

De wereld en de aarde

Wanneer we de historisch gedocumenteerde regionale klimaatveranderingen in de Romeinse Tijd (Romeins Klimaatoptimum; ca. 250 BC tot 400) en de Warme Middeleeuwen (Middeleeuws Klimaatoptimum; 800 tot 1300) ‘vertalen’ naar ONZE klimaatverandering is er maar één conclusie mogelijk: er staat ons nog heel wat te wachten. David Van Reybrouck stelt dan ook in zijn boeiende essay De wereld en de aarde. Hoe houden we het veilig? dat het huidige politieke systeem zich hiervan evenmin bewust is als destijds de Romeinen. Hij wees al herhaaldelijk op het wegkijken door media, politici en overheid van de complexe klimaatproblematiek, die wij toch met de ‘zegeningen’ van de Britse industriële revolutie hebben gecreëerd. Over de mondiale implicaties hiervan wordt gewoon niet gerept.

Als archeoloog en filosoof koppelt Van Reybrouck de langere geschiedenis van de mens aan diens toekomst, in een tijd waarin wij op een kantelpunt staan. Een tijd waarin we op een indringende wijze worden geconfronteerd met ons niet duurzaam gedrag. In 2022 publiceerde hij bijvoorbeeld het spraakmakende essay De kolonisatie van de toekomst, dat hij op 12 december 2021 bracht als 50ste Huizinga-lezing in de Pieterskerk in Leiden. Beide essays schetsen de oorzaak en het gevolg van onze meedogenloze en kortzichtige hebzucht. We kennen Van Reybrouck ook van zijn steun aan de moeizaam verlopende Belgische Klimaatzaak, tegen – hoe kan het in ons land ook anders – maar liefst vier overheden, die allemaal dwars liggen. Hij doet er in zijn kenmerkende scherpe analytische stijl verslag van, maar botst tegen een starre muur van onbegrip bij de politici. Helaas zijn onze politici overwegend kortetermijndenkers met weinig begrip voor de toekomst van de volgende generaties. Op dit moment investeren we, als een traditionele kortetermijnoplossing, vooral in bommen en granaten tegen de Russische beer. Maar die dreiging verbleekt bij de gevolgen van ONZE klimaatverandering.

Als reactie op de door wraak gedreven dreiging van Poetin en Trump roept klimaatadvocaat Roger Cox de mensen op om op te staan en juist nu hun stem te laten horen.

In het uitstekende Nederlandse actualiteitenprogramma Buitenhof, stelde klimaatadvocaat Roger Cox op 30 maart: “Ja, het klimaat zal een veel groter probleem worden omdat het alle sectoren van onze maatschappij raakt.” Hij beantwoordde daarmee de vraag van de gespreksleider of het klimaatprobleem groter was dan dat van de door wraak gedreven oorlogszucht van de heren Poetin en Trump, de (kwakkelende) NAVO, enz., onderwerpen die eerder op de avond waren besproken. Bovendien wees Cox erop dat als we de kantelpunten voorbij zijn, het probleem niet meer te managen is met geld, zoals nu met de oorlogsdreiging van die grommende Russische beer. Hij besloot zijn betoog met de oproep aan alle burgers om op te staan en zijn of haar stem te laten horen. Hiermee sloot hij naadloos aan op wat David Van Reybrouck in zijn essay voorstelt.

Wie alleen de wereld ziet, vergeet de aarde

Dit citaat op pagina 11 van het essay spreekt mij erg aan. Ten eerste omdat het ‘onze wereld’ neerzet als een constructie van Homo sapiens, de zelfbenoemde verstandige mens. Dan hebben we het over de diepe geschiedenis van de archeologie en de geschiedenis in de traditionele zin met de rijtjes jaartallen op school, zoals ‘1600, Slag bij Nieuwpoort’. Ten tweede vraagt het citaat nadrukkelijk aandacht voor onze omgeving, voor de natuur, waarvan wij slechts een product en een onderdeel zijn én voor het Systeem Aarde. Daarmee belanden we in de ‘diepe tijd’ van de geologie met het ontstaan van het leven en van landmassa’s, met het verplaatsen van continenten, met het ontstaan van het leven op die continenten, met de grote dramatische uitstervingsgolven door de polsslag van de aarde of het inslaan van meteorieten en met de voortdurende klimaatveranderingen. Het is dan al snel duidelijk dat de aarde zichzelf wel redt, maar niet de huidige mens, ondanks zijn technologie!

De huidige multilaterale diplomatie is niet geschikt voor het oplossen van onze drievoudige planetaire crisis met klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit en vervuiling. < David Van Reybrouck

In zijn essay gaat Van Reybrouck in op de moderne diplomatie, die in de 17de eeuw ontstond en die eeuwenlang naar stabiliteit en vrede heeft gestreefd. Diplomatie is overigens geen exclusief westers fenomeen. Al duizenden jaren onderhandelden beschavingen met hun buren (p. 19). Daarbij vertegenwoordigde de tijdelijk aangestelde gezant de heerser en niet het land waarover hij of zij heerste. Dat veranderde toen kardinaal Richelieu, een tijdgenoot van René Descartes en de eerste premier in Europa, in 1620 het eerste moderne ministerie van Buitenlandse Zaken oprichtte om het staatsbelang (raison d’État of nationale belang, p.20) te behartigen. Dat gebeurde tijdens de bloederige Dertigjarige Oorlog (1618-1648) tussen katholieke en protestantse staten, een grootschalig conflict waarbij de meeste Europese mogendheden betrokken waren. Door Richelieu ontstond er een permanent en professioneel korps van diplomaten, die sindsdien het eigenbelang van nationale staten vertegenwoordigen en verdedigen (p. 21).

Die informele tweegesprekken veranderden aan het einde van de napoleontische oorlogen 1803-1815, waarin Frankrijk en zijn bondgenoten tegen een coalitie van staten vocht. Dat vereiste ook een nieuwe overlegvorm: het multilateralisme, waarbij er overleg is tussen verschillende regeringen (p. 26). Van Reybrouck verwijst in dit verband naar de rol van de Oostenrijkse graaf Klemens von Metternich die de architect van deze nieuwe vorm van diplomatie was (p. 26). Deze vorm van diplomatie wordt nog steeds toegepast om onze huidige geschillen op te lossen. Bovendien is het nationaal belang nog steeds hét belangrijkste uitgangspunt in deze aanpak. Dat blijkt uit de manier waarop de Europese Unie en de vele multilaterale instellingen, zoals de VN, de Wereldbank, de Afrikaanse Unie enz. zijn georganiseerd (p.28). Zij zijn volgens Van Reybrouck niet geschikt voor het oplossen van de mondiale problemen waarvoor we nu staan met de drievoudige planetaire crisis van klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit en vervuiling. In zijn essay richt de auteur zich vooral op de klimaatcrisis.

COPs die niet functioneren

Schaalvergroting, dat is wat de klok sloeg in de afgelopen zeventig jaar. Schaalvergroting en mechanisering in de landbouw om de snelgroeiende wereldbevolking – maar vooral het toen al rijke westen – te kunnen voeden. Kijk eens naar het aanbod in een doorsnee supermarkt: de lokale producten zijn grotendeels verdwenen en vervangen door producten uit alle uithoeken van de wereld. Schaalvergroting in het mondiale transport en in het (massa)toerisme staan in functie van hogere consumptie. Was vroeger een vakantie in eigen land nog luxe, dan zijn luxueuze vakanties in boetiekhotels in ‘ver-weggie-stan’ nu trendy of belachelijke all-in reizen op drijvende dorpen die we cruiseschepen noemen. Naast ‘melk moet’, moeten nu ook skivakanties en ‘er even tussenuit’ mini-vakanties, enz. De belachelijke reclame-onzin vaart er wel bij, maar de natuur en de planeet doen dat niet. Langzaam maar zeker hebben wij de grenzen van de globalisering bereikt en overschreden.

Van Reybrouck beschouwt het huidige internationale klimaatbeleid als een rechtstreekse erfgenaam van vier eeuwen diplomatie (p. 30). De natiestaatdiplomatie heeft geleid tot de oprichting van het VN-klimaatverdrag in 1992 en het Verdrag van Parijs in 2015. Maar na bijna dertig klimaattoppen (COPs) is duidelijk dat dit systeem niet effectief genoeg is. De snelheid van de planetaire crisis spoort niet met de traagheid van dit kabbelende, multilaterale overlegsysteem. De COPs worden verpest door nationale belangen, door de lobby van industriële sectoren – met de fossiele brandstoffen en de agrarische industrie op kop (p. 33) – en door het ontbreken van rechtstreekse zeggenschap van wereldburgers, die vooral slachtoffer zijn.

We hebben nu een punt bereikt in de klimaatcrisis waarbij de totale schade zo immens is dat de impact van het product van één enkel bedrijf kan oplopen tot tientallen miljarden dollars per jaar.” <Chris Field, Directeur Woods Institute for the Environment, Stanford University, USA

Op 23 april verscheen in Nature een artikel dat waaruit bleek dat de fossielebrandstoffenindustrie in de voorbije 137 jaar een warmteschade van $28.000 miljard (€25 biljoen) heeft gerealiseerd. Nog belangrijker is dat die schade nu per bedrijf kan worden uitgerekend. Op grond hiervan kunnen giganten, zoals Saudi Aramco, Gazprom, Chevron, ExxonMobil, BP, Shell, National Iranian Oil Co., Pemex, Coal India and the British Coal Corporation, aansprakelijk worden gesteld voor hun vervuiling.  Zo heeft de vervuilende uitstoot van Chevron een opwarming 0,025oC veroorzaakt. Uit dit onderzoek blijkt ook dat elke procent broeikasgas die sinds 1990 in de atmosfeer terecht is gekomen, alleen al door hitte-effecten een schade van $502 miljard per jaar veroorzaakt. En dan hebben we het nog niet over andere kosten, zoals van extreem weer, droogtes en overstromingen. Lobbyisten van deze multinationals horen duidelijk niet thuis op een COP. En toch is hun aantal in de afgelopen jaren alleen maar toegenomen.

Twee dagen mooi weer op 1 en 2 mei zijn illustratief voor de ellende die wijzelf over ons kunnen afroepen. Verstopte snelwegen en kustdorpen, afvalbergen op het strand, slechte bediening van de op winst jagende en eeuwig klagende horeca en dan valt, als kers op de Belgische taart, ook nog een hoogtechnologische trein vol dagtoeristen notabene zonder staking van wie dan ook, uit. Dat weten wij op twee warme dagen te presteren! Chapeau! Dan verbaast het je toch niet dat die COPs steeds teleurstellen en de vervuilers hun gang maar blijven gaan in een doorgeschoten ik-cultuur.

Planetaire grenzen

De ontwikkeling van het concept van planetaire grenzen sinds 2009. Binnen 15 jaar en 13 COPs, is het aantal overschreden grenzen verdubbeld © Stockholm Resilience Centre, Stockholm University, Zweden.

Van Reybrouck heeft het gelijk aan zijn kant als hij opmerkt dat het klassiek multilaterale overlegmodel niet werkt als het om een planetaire crisis gaat (p. 29). Dat zien we inderdaad bij ONZE klimaatcrisis – met het biodiversiteitsverlies dat we zelf veroorzaakten – en eveneens bij de moeder van alle ellende, de enorme vervuiling en uitbuiting van natuur en medemens die we organiseerden. Hierbij aansluitend gaat de auteur ook in op de in 2009 door de Zweedse aardwetenschapper en filosoof Johan Rockström geformuleerde planetaire grenzen. Dat zijn negen grenzen waarbinnen de mensheid moet opereren om duurzaam gebruik te kunnen blijven maken van de hulpbronnen op aarde. Van die negen planetaire grenzen zijn er ondertussen zes overschreden. Het gaat om biodiversiteitsverlies, klimaatverandering, de antropogene verstoring van de stikstofcyclus, ondoordacht landgebruik en sinds 2023 ook om chemische vervuiling en de zoetwatervoorraad. Verwacht wordt dat de grenzen voor oceaanverzuring en de verstoring van de wereldwijde fosforcyclus binnenkort eveneens worden overschreden. We doen het dus goed.

De bespreking van deze grenzen in Van Reybrouck’s essay is kort maar krachtig. Toch mis ik het denkkader van Earth System Science in zijn overzicht. De nadruk ligt wat te veel op het verschil tussen onze wereld met zijn ‘ouderwetse’ regionale conflicten, de oplossingen ervan (p.36) en de draagkracht van de aarde. Ik mis het besef dat de aarde een systeem is met systeemgrenzen. Wat onze wereld betreft, heeft hij zonder meer gelijk dat de huidige planetaire crisis iets anders is dan een regulier grensconflict (p.38) of een ruzie over grondstoffen of over ruimte die het ene land van het andere wil inpikken. Onze planetaire crisis overtreft alles wat wij als mens ooit hebben gecreëerd. Ook die van een wereldoorlog en de nucleaire dreiging (p. 38).

Van Reybrouck stelt heel duidelijk dat de huidige “polycrisis weliswaar antropogeen van oorsprong is, maar niet antropocentrisch kan worden opgelost” (p 38). De gevolgen van onze vervuilende activiteiten zijn zo groot geworden dat ze de natuur en zelfs grootschalige natuurlijke processen beïnvloeden. Wij zijn nu zelf verantwoordelijk voor ‘rampen’ zoals waterbommen en ander extreem weer. We hebben een doos van Pandora geopend, waarvan we de gevolgen niet kunnen (en vooral niet willen) overzien. Toch deel ik niet de conclusie van de auteur dat het aardsysteem in een diepe crisis is. Daar is, zoals uit de geologische geschiedenis van de planeet blijkt, heel wat meer voor nodig dan een evolutionaire kanker die wij Homo sapiens, de verstandige mens hebben genoemd. Voor zo’n crisis is heel wat meer nodig dan onze technologie, die met een vuistbijl begon en nu is aanbeland bij de door ons ontwikkelde AI.

Terecht vraagt Van Reybrouck zich af hoe buitenlandse politiek nog ‘buitenlands’ kan zijn (p. 40) in de onderling zo sterk verbonden wereld, onze wereld dus (en niet die van de octopus, het koolmeesje en de eendagsvlieg). Daarom stelt hij voor dat we van het nationale belang, het raison d’État, naar het belang van het Systeem Aarde, een raison de Terre, moeten. We moeten naar een holistische benadering van drie onderling gekoppelde crisissen (klimaat, biodiversiteit, vervuiling) binnen de planetaire crisis nodig in plaats van de nationalistische of de erop geënte multilaterale aanpak. Onze wereld en ons wereldbeeld zal als een oude piano opnieuw moeten worden gestemd door … een pianostemmer en niet door beenhouwers, zoals Netanyahu, Poetin en Trump.

Burgerberaden

Op pagina 44 van zijn prachtig essay benadrukt de auteur “De mens verhoudt zich niet enkel tot de wereld, maar ook tot de aarde. Men is niet alleen burger of onderdaan, maar altijd ook een onderdeel van een leefomgeving al was het maar door voeding, ademhaling en beweging. ….. Elk lichaam dat eet, sterft of beweegt is natuur met de natuur.” Dat gold nogal duidelijk voor onze Romeinse gladiator die werd opgegeten door een leeuw in de buurt van York. Een plek waar sinds het uitsterven van de Euraziatische holenleeuw (Panthera spelaea), ruim 14.000 jaar geleden, van nature geen leeuwen meer voorkomen.

In het hoofdstukje Van wereldpolitiek naar aardepolitiek zet Van Reybrouck dit pleidooi voort en onderbouwt hij het met voorbeelden op verschillende schaalniveaus, waaronder het nationale. Een sterk punt is dat willekeurig geselecteerde burgers vrijer en minder gehinderd door partijbelangen overleggen. Dat leidt tot ambitieuze en daadkrachtige aanbevelingen. Op de komende COP in Brazilië, een olie-exporterend land en sinds februari 2025 lid van OPEC, zal er dan ook een ‘People’s COP” (p. 55) worden georganiseerd. Daarmee wordt wellicht een weg ingeslagen waarin onze wereld als wereld discussieert over de problemen van de aarde, schrijft de auteur optimistisch op pagina 56. Hierop voortbordurende belandt Van Reybrouck bij de vraag die de subtitel van het essay is: Hoe houden we het veilig? En: Hoe houden we de aarde bewoonbaar?

We bevinden ons inderdaad op een kantelpunt of beter gezegd een kanteltraject van nog hooguit een jaar of tien. Het is 200 jaar geleden dat het multilateralisme uit het bilateralisme van Richelieu ontstond. Gezien de huidige planetaire problematiek is de auteur van mening dat er een update van de diplomatie nodig is (p. 58). Interessant is zijn uitstapje naar de Chinese, Indiase, Indonesische en Afrikaanse diplomatie en filosofie die allemaal uitgaan van de “menselijke verbondenheid en de universele verwevenheid van al het levende” (p. 61). We zullen moeten leren van de inheemse bevolking in bijvoorbeeld het Amazone- of Congogebied op welke manier we kunnen samenleven met de natuur. Dat deden onze niet zo verre voorouders en alle andere mensensoorten in de afgelopen zeven miljoen jaar ook. Toch hebben een paar mensensoorten net als woestijnratten (Gerbillinae) een notoire neiging om hun buren aan te vallen, een kopje kleiner te maken of op te eten, zoals die leeuw met de gladiator deed. We zullen weer moeten leren de natuur en de aarde niet uit te putten. En daarvoor zijn – zoals Van Reybrouck duidelijk maakt in dit nieuwe essay en in het essay De kolonisatie van de toekomst – een andere en meer rechtvaardige manier van denken en van organiseren een voorwaarde. Niet ik, maar wij!

Er is nochtans een brede steun voor klimaatacties op alle niveaus. Dat blijkt zowel uit de door Van Reybrouck besproken peiling (p. 45) van de UNDP in 2024, als een publicatie in datzelfde jaar in Nature Climate Change. Hieruit valt terecht te concluderen dat de kloof tussen wat de mensheid verwacht en de diplomatie (en daarmee de politiek) erg diep is (p. 45). Hij wijt dit aan de invloed van belangengroepen met hun eigenbelang en hun eigen agenda’s. Zij hebben het overleg over de drie planetaire crisissen gekaapt. Blijkbaar is de politiek te zwak of te onbekwaam. Daarom pleit hij voor het inschakelen van bottom-up initiatieven zoals een Global Assembly. De eerste Assembly vond in 2021 in Glasgow plaats, met instemming van de VN en de COP26-voorzitter. De voertalen op die Assembly waren Engels, Chinees en Hindi. Hoe een en ander werkt, wordt duidelijk in het essay uitgelegd. Zo blijkt dat deze aanpak veel holistischer is dan die van de traditionele COPs. Op grond hiervan pleit de auteur terecht voor een planetaire diplomatie (p. 51) en hopelijk holistische aanpak.

De aarde redt zichzelf al 4,5 miljard jaar en heeft een andere polsslag dan wij.

Wat ik in dit essay mis is de vanzelfsprekendheid voor mij als paleontoloog dat wij slechts één van de vele diersoorten zijn die nu op de aarde leven. Wij zijn ook een product van de natuur en dus niet meer dan een onderdeel ervan, net zoals een met stenen en modder gooiende octopus, een vrolijk zingend koolmeesje of een bacterie of virus. Wij zijn ook kinderen van de natuur. Maar door onze technologie van een multifunctionele vuistbijl tot een multifunctioneel Zwitsers zakmes, zijn wij onze band met de natuur en daarmee de aarde verloren. In ONZE wereld is geen of onvoldoende plaats en respect meer voor de natuur.

Door de vervuilende keerzijde van de Britse industriële revolutie en de enorme bevolkingsgroei in de afgelopen 80 jaar, worden we nu geconfronteerd met de sluipende keerzijde van de zogenaamde vooruitgang in de afgelopen twee eeuwen, maar vooral sinds Wereldoorlog II. We betalen nu al de prijs voor onze vervuiling met 10.000den doden per jaar. En toch kunnen we er met zijn allen voor kiezen om weer te leven in een volstrekt andere, duurzame en rechtvaardige wereld. Maar nadrukkelijk niet op een volstrekt andere aarde. De aarde redt zichzelf al 4,5 miljard jaar en heeft een andere polsslag dan wij.

In het laatste hoofdstukje van zijn essay beschrijft Van Reybrouck het afkalven van een gletsjer in de Franse Pyreneeën, die de volmaakte rust ruw verstoorde. Dat maakte een grote indruk op hem, schrijft hij. Thuis realiseert hij zich dat de vier eeuwen geleden in Europa ingezette veranderingen in het westerse denken, met Descartes zijn Cogito, ergo sum en met het nieuwe diplomatieke handelen van Richelieu en Metternich met de notie van raison d’État, niet meer werkt op het mondiale niveau. Deze veranderingen vonden plaats in een tijd van nieuwe wetenschappelijke inzichten en technologische ontwikkelingen. Enkele jaren nadat Galileo had bewezen dat niet de aarde, maar de zon in het midden stond, stimuleerden Descartes and Richelieu een naar binnen (ik) gerichte blik, die diep verankerd raakte in het westerse denken.

Vanwege de planetaire crisis zitten we in een overgang van de verlichting naar wat de auteur de ‘vervlechting’ noemt. Ik vind dit een enigszins teleurstellend en sterk antropocentrisch perspectief. En daar moeten we juist vanaf. Het gaat er mijns inziens om dat we onze positie in de natuur moeten herijken en onze door de technologie gestimuleerde hoogmoed in de juiste planetaire proporties gaan zien. Een meer op een holistische visie gebaseerde planetaire diplomatie kan hierin een stap zijn, maar niet meer dan dat. Met zijn allen en met onze vaak bizarre wereld, zijn wij slechts vuurvliegjes in de geschiedenis van de – en zeker niet onze – aarde, een levende planeet.

Uitgeverij Bezige Bij, 04 april 2025,80 bladzijden, € 16,99
ISBN: 9789403136684

Reactie toevoegen

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met * .