Dit najaar, vanaf 14 september tot 6 oktober, is de klimaatzaak geagendeerd in het Brusselse hof van beroep. Wat werd alweer geoordeeld in eerste aanleg? Waarom ging men in beroep en waarop is dit gebaseerd? Welke zou de impact kunnen zijn van een positieve uitspraak?
De vzw Klimaatzaak dagvaardde de federale overheid samen met het Waalse, Vlaamse en de Brusselse Hoofdstedelijke Gewest met als doel deze overheden op hun verantwoordelijkheid te wijzen in de strijd tegen de klimaatopwarming. Meer dan 58.500 burgers sloten zich hierbij aan. De betrokken overheden, vooral de Vlaamse, haalden alle mogelijke vertragende maneuvers uit de kast: poging tot taalwijziging van de procedure, splitsing van de procedure, beroep bij de arrondissementsrechtbank, cassatieberoep, herhaalde verzoeken tot uitstel. Na de lange procedureslag velde de rechtbank van eerste aanleg te Brussel uiteindelijk op 17 juni 1921 een vonnis waarvan we vooral twee baanbrekende stellingnames dienen te onthouden.
Vooreerst wordt geoordeeld dat de verschillende betrokken beleidsniveau’s (de Belgische overheden dus), wegens de klimaaturgentie, verplicht zijn tot samenwerking in het kader van een bindende maatschappelijke zorgvuldigheidsplicht. Vervolgens hebben volgens de rechter deze overheden in de uitvoering van hun klimaatbeleid niet gehandeld zoals van een normaal voorzichtige en zorgvuldige overheid moet worden verwacht, “foutief” in het kader van ons burgerlijk recht en hebben zij de mensenrechten geschonden. Het recht op leven en op gezinsleven (art. 2 en 8 EVRM) impliceren immers de juridisch afdwingbare verplichting (inspanningsverbintenis) voor de overheid om de desastreuse gevolgen van de klimaatopwarming te voorkomen.
Evenwel heeft de rechtbank zich niet bevoegd geacht om het door Klimaatzaak gevraagde emissiereductiebevel aan de overheid op te leggen wegens het grondwettelijke principe van de scheiding van de machten. De rechter zou zich niet kunnen inlaten met het klimaatbeleid van de zgn. uitvoerende macht.
Hoewel deze uitspraak, in lijn met uitspraken elders o.m. in Nederland, VS, Frankrijk, Zwitserland, terecht werd beschouwd als een overwinning in de klimaatstrijd, besliste Klimaatzaak op 17 november 2021 in hoger beroep te gaan. Immers, hoewel het falend beleid door de rechter was aan de kaak gesteld
en uitdrukkelijk als foutief was bestempeld, werden geen concrete beleidsdoelstellingen bepaald waarvan de uitvoering zou kunnen worden afgedwongen. Het ging a.h.w. slechts om een morele overwinning.
Met dit hoger beroep vervalt de uitspraak van de eerste rechter en wordt het hele geding nu voor het hof van beroep ten gronde overgedaan. Opmerkelijk is alvast dat de rechters in beroep beslisten de zaak bij voorrang te behandelen zodat ze reeds dit najaar kan dienen, ongewoon snel voor het Brusselse
beroepshof… Wat wordt nu geëist door Klimaatzaak en de meer dan 58.500 burgers die inmiddels in de procedure zijn tussengekomen?
Volgens haar 380 bladzijden tellende syntheseconclusies wil zij dat de overheden samen veroordeeld worden om tegen 2030 de nodige maatregelen te nemen om de jaarlijkse broeikasgasemissies te verminderen met minstens 61% ten opzichte van 1990 en, belangrijk voor de afdwingbaarheid, dat zij worden veroordeeld dat de betaling van een dwangsom van 1 miljoen EUR per maand vertraging in het bereiken van deze doelstelling met ingang van 1 augustus 2031. Het belangrijke bezwaar van de eerste rechter, met name dat de scheiding van de machten zich zou verzetten tegen de veroordeling van de overheid tot het nemen van concrete maatregelen, countert de Klimaatzaak met het argument dat de
rechter zich enkel hoeft te beperken tot het te bereiken doel (61% minder), zonder zich in te laten met de wijze waarop de federale overheid en de gewesten dit kunnen realiseren.
Wat is nu het belang van een nieuwe uitspraak in de gevraagde richting?
Klimaatzaak zou dan, bij stilzitten van de overheid en na betekening van de dwansomveroordeling door een gerechtsdeurwaarder, met ingang van 1 augustus 2031 het bedrag van 1 miljoen EUR kunnen opeisen bij de overheid per maand dat deze in gebreke blijft om de -61%-doelstelling te bereiken. Hierbij zou worden uitgegaan van het in 2031 aan de Europese Commissie over te maken broeikasgasemissierapport.
In ruimere zin heeft een eerste definitieve Belgische rechterlijke uitspraak, waarin de aansprakelijkheid voor het niet-naleven van een intern klimaatbeleid wordt aanvaard, een potentieel grote impact op de ondernemingen en banken/financiers. Het zou een vliegwiel zijn voor aansprakelijkheidsvorderingen wegens het opzetten/voortzetten van projecten met hoge CO2-emissies en het financieren ervan.
Er staat dus heel veel op het spel! Op de site van Klimaatzaak loopt daarom een mobilisatiecampagne voor alle burgers, verenigingen en organisaties in dit land om overal opnieuw een actie op poten te zetten onder het motto “advocaat voor het klimaat”.
Auteur: Erik Van Den Eeden
Reactie toevoegen