De tijd dringt. Brieven van Grootouders voor het Klimaat.
Samengesteld door Bernard Hubeau en Marc Cabus, EPO, 241 p.
69 ambassadeurs en actieve leden van Grootouders voor het Klimaat schreven elk een brief aan één persoon, een groep mensen, een firma of overheidsinstantie met één gemeenschappelijke boodschap: laten we samen actie ondernemen om de klimaatcrisis een halt toe te roepen. De tijd dringt!
69 brieven zijn meer dan de som van 69 brieven. Een brief, gericht aan iemand die je dierbaar is, die je bewondert, met wie je gemeenschappelijke interesses hebt, of aan iemand die je in zijn of haar functie op de verantwoordelijkheid van een opgenomen mandaat wil wijzen, vertrekt vanuit een persoonlijke gerichtheid naar die persoon in de hoop een oprechte lezer te bereiken. De 69 brieven, gericht aan kleinkinderen, kinderen, jongeren, generatiegenoten, beleidsmakers, drukken telkens een intieme relatie van de briefschrijver met de geadresseerde uit, of een intiem verlangen om door de geadresseerde op zijn minst au sérieux te worden genomen.
De bekommernis om onze natuur en wereld klinkt krachtig door
Eén gemeenschappelijke boodschap ‘De tijd dringt’ resoneert vanuit 69 verschillende invalshoeken naar ons, lezers. De verbondenheid van mensen met diverse achtergronden, maar met eenzelfde bekommernis om onze natuur en wereld klinkt krachtig door. Als lezer neem je voor elke brief een nieuw verwachtingspatroon aan. Telkens weer, maar telkens anders krijg je het verhaal van noodzaak, hoop, solidariteit.
Tussendoor zijn korte stukjes ingelast met informatie allerhande over de beweging Grootouders voor het klimaat, interessant voor wie niet zo vertrouwd is met de organisatie en haar werking, herkenbaar wellicht voor de ‘ingewijden’.
Het merendeel van de brieven is gericht aan kleinkinderen en jongeren, de klimaatspijbelaars. In zijn brief aan Greta Thunberg wijst Lieven De Cauter erop dat haar protest en in navolging de vele acties van de klimaatspijbelaars het ecologisch probleem plots heel sterk op de voorgrond hebben gebracht. Zij hebben geen stemrecht, maar ‘misschien zijn jullie, de klimaatspijbelaars, de belangwekkendste politieke beweging van de laatste jaren’. De klimaatgrootouders hebben hen van bij het begin met veel bewondering en goedkeuring geruggesteund. ‘Het zijn de jongeren die ons de weg hebben gewezen’, beaamt Kathy Lindekens.
Heel wat van de grootouders-briefschrijvers refereren aan de tijd waarin zij opgroeiden, en halen daar de motivatie voor hun engagement uit. De enen hebben mooie herinneringen aan de tuin en de natuur van hun kindertijd, en hopen dat zij met hun kleinkinderen daar nog volop van zullen kunnen genieten. Stefan Hertmans koestert de ‘herinnering aan de trots waarmee zijn vader hem leerde dat je de natuur moet eren, en dat bomen een soort koningen kunnen zijn’. Hij wil zijn kleindochter leren dat hij ‘die bossen brandnetels achter in de tuin laat groeien en bloeien omdat er sprookjesachtige wezens in ontstaan: dagpauwogen, gehakkelde aurelia’s, atalanta’s, kleine vosjes en zelfs een vlindertje dat een landkaart op zijn vleugels’. Marita De Sterck maakt zich serieus zorgen om de grote afname van de biologische diversiteit, maar droomt vanuit een intense herinnering aan ‘het onnozele vlindervormige vijvertje uit de jaren stillekes’ dat haar kindskinderen door het wak in het kroos van dat vijvertje nog dikkopjes zullen zien opduiken. Andere generatiegenoten-grootouders herinneren zich zeer goed het verontrustende rapport dat de Club van Rome in 1972 publiceerde: Grenzen aan de groei. De tijd van ongebreidelde groei en welvaart die breed omarmd werd – het was de ultieme droom van vele jongeren de wereld rond te vliegen – botste met het besef dat er een verband bestaat tussen economische groei en gevolgen voor het klimaat, maar vooralsnog ‘zou het nog wel zo’n vaart niet lopen’. Nu beseffen de jongeren van de ‘golden sixties’ dat ze veel te laks zijn omgesprongen met de verontrustende boodschap van toen en daarom nu hun engagement bij Grootouders van het Klimaat willen hardmaken.
In sommige brieven spreekt een diep schuldgevoel over het gebrek aan voldoende verantwoordelijkheidszin. Geert Van Istendael schrijft: ‘Dag in, dag uit, jaar in jaar uit, door ons hele lange leven, vreedzame, gelukkige leven heen, hebben wij even blind als geestdriftig de huidige rampen mee opgestapeld.’ Nu plaagt ons kwade geweten ons. Andere schrijvers praten de grote vervuilers een schuldcomplex aan. Tine Hens klaagt in een striemende stijl het oliebedrijf Shell aan en richt zich tot ceo Ben Van Beurden. In 1991 maakte het bedrijf een film Climate of Concern over het levensbedreigende karakter van klimaatverandering. De sint-jakobsschelp, het logo van de firma, werd echter geen inzet voor verandering, integendeel: ‘Door het massaal verbranden van fossiele brandstoffen verzuren oceanen en verpulvert de kalk waaruit schelpen zijn opgebouwd.’ Iemand als Jos Geysels gebruikt de brief om de relatie tussen klimaatbestrijding en armoede te belichten en vult zijn kritiek op het huidige beleid aan met concrete voorstellen om de aangesprokene, Zuhal Demir, over de streep te trekken om mee te werken aan een ‘haalbaar en betaalbaar’ sociaal-rechtvaardig beleid.
Er spreekt veel liefde uit alle brieven
Heel wat briefschrijvers proberen een globale analyse te maken en de richting aan te geven waarin naar een oplossing gezocht moet worden. Allen zijn het erover eens dat het neoliberalisme haaks staat op een duurzame ontwikkeling voor onze gemeenschappelijke toekomst. Paul Verhaeghe stelt dat een gecoördineerde wereldwijde actie nodig is om de overstap te maken naar een economisch model dat duurzaamheid op alle vlakken vooropstelt, onder het motto ‘Groei is niet de oplossing, groei is het probleem’. Aviel Verbruggen brengt een felle aanklacht tegen de machtige transnationale corporaties die overal ter wereld vrije markten vernietigen. ‘De neoliberale globalisering heeft ontelbare markten vernietigd, en de ermee samenhangende sociale structuren.’ Hij pleit voor een eerherstel van de ‘echte lokale vrije markten als een positief onderdeel van de energie- en maatschappij-omwenteling, een forse, algemene decentralisatie van belangrijke economische activiteiten wereldwijd, waarin elektriciteitsvoorziening als speerpunt functioneert.’ Eric Corijn kaart lokale ecosystemische transities en nieuwe samenlevingsvormen aan bij lokale overheden. Telkens weer wordt de nadruk gelegd op duurzaamheid in plaats van groei en op de noodzakelijke solidariteit onder mensen, niet enkel intergenerationeel, maar ook over de landsgrenzen heen. Verademend door zijn spitsvondige humor is de brief die Erik Vlaminck Dikke Freddy laat schrijven, een sollicitatiebrief voor het ambassadeurschap bij de Grootouders voor het Klimaat. Hij is het toonbeeld van eenvoudige duurzaamheid: hij vliegt nooit, zwemt nooit in een verwarmd zwembad, eet geen vlees en heeft geen auto, airco, droogkast of computer.
Alle grootouders-briefschrijvers beseffen dat vele jongeren zich al ongelooflijk inzetten om het klimaatprobleem aan te pakken en dat de onzekere toekomst veel van hen vraagt. Ze willen niet bij de pakken blijven zitten en hen onvoorwaardelijk steunen. Er spreekt veel liefde uit alle brieven. De meest ontroerende brief voor mij is die van Jan Mertens aan Julia. Hij staat stil bij hoe jongeren zich voelen en hoe hij zich voelt, en hoe ze in hun kwetsbaarheid met elkaar verbonden zijn. Geïnspireerd door Hannah Arendt geeft hij zichzelf en de jongeren de raad ‘Elke dag een beetje opnieuw geboren (te) worden, en elke dag (te) handelen. De dingen doen die je vandaag kunt doen en die ertoe doen’. ‘Hoop, actieve hoop ligt niet in de uitkomst, maar in het handelen.’ Dat sluit helemaal aan bij de woorden van Albert Camus die Bernard Hubeau en Marc Cabus als motto aan het boek gaven: ‘La vraie générosité envers l’avenir consiste à tout donner au présent’.
De tijd dringt! Een boek dat je verontrust en hoopvol maakt, en in zijn grote variëteit overtuigt van de noodzaak aan actie nu in solidariteit. Ik hou van de kracht van al deze brieven!
Magda Wouters
Reactie toevoegen