In het boek De tijd dringt staan brieven van ambassadeurs en kernleden van Grootouders voor het Klimaat. Dit is de brief die Geert van Istendael schreef.
Sint-Joris-Weert, 28.VII.2022,
Geachte Grootouders voor het klimaat,
Ja, het is tot u dat ik mijn brief richt. Correctie, het moet zijn: tot ons, want ik neem deel aan de acties die uw gezelschap voert. Misschien zal dit schrijven sommigen onder u ergeren. Misschien wilt u straks niet meer met mij spreken. Het zij zo. Wat hieronder staat, moest er uit. Dus ziehier.
Het is mijn stellige indruk dat wij, oma’s en opa’s voor het klimaat, ons uit alle macht een goed geweten proberen te betogen. Ik ben zelf herhaaldelijk mee opgestapt achter een spandoek, samen met andere zelfbewust glimlachende grijsaards en ik zal het nog doen, al was het maar om al die schitterende jongeren aan te moedigen die stormlopen tegen de klimaatboosdoeners. Zelf stormlopen op mijn leeftijd zou slechts de lachlust wekken, vooral als ik trekkebenend uitglijd.
Ik schrijf hier zomaar aanmoedigen, maar terwijl ik dat werkwoord intik, bekruipt me twijfel. Zou het niet kunnen dat onze godvergeten aanblik de jongeren juist ontmoedigt? Zijn wij niet een pathetische processie verdorven grijsaards? Wij hebben veel meer verleden dan de jeugdige betogers en dat verleden van ons oogt niet fraai.
Als de aarde langzaam, maar in steeds hoger tempo begint te koken, als het waanzinnig ingewikkelde samenwriemelen van geleedpotigen, reptielen en zoogdieren razendsnel aan het verlammen is, als van Californië tot Siberië en Berlijn eeuwenoude wouden branden als torenhoge toortsen, als een plastic dodenrijk vele malen groter dan Frankrijk heerst over de wereldzeeën , wie heeft ervoor gezorgd dat die planetaire plagen niet te stuiten zijn?
Wij.
Dag in dag uit, jaar in jaar uit, door ons hele lange, vreedzame, gelukkige leven heen, hebben wij even blind als geestdriftig de huidige rampen mee opgestapeld.
Ja, wij.
Is onze inborst dan zo boosaardig? Heeft een mens dan niet het recht haar of zijn leven te slijten in welvaart en rust? Tot voor kort zou ik zonder aarzelen hebben geantwoord: natuurlijk heeft een mens dat recht, tenminste, op voorwaarde dat we zwarte armoe en bulkende rijkdom uit de wereld schoppen. Het ene gaat trouwens niet zonder het andere.
Maar, geachte medegrootouders, sinds enige tijd knaagt de twijfel. Sinds enige tijd vraag ik me af, moeten bij de volgende betoging wij, die opgegroeid zijn in het tijdvak van de grenzeloos uitdijende verspilling, wij, die zorgeloos steeds meer zijn gaan verspillen, het kon niet op, moeten wij niet van geluk spreken dat de mee opstappende jongeren zo beschaafd zijn dat ze ons niet stenigen?
Toch denk ik dat voor onze zonde
geen vergiffenis mogelijk is.
Geen enkele.
Ik ben opgevoed in het rooms-katholicisme. In die godsdienst bestaat voor iedere zonde vergiffenis, behalve voor zonden tegen de Heilige Geest. Erg christelijk kun je mij niet meer noemen. Toch denk ik dat voor onze zonde tegen de Heilige Geest, dat voor onze jaren volgehouden slordige, roekeloze, onverschillige omgang met ons aller voedingsbodem geen vergiffenis mogelijk is. Geen enkele.
Zeker, wij kunnen ascetischer gaan leven. Dat schrijf ik u met groot voorbehoud, want ik vind asceten valse profeten. Zeker, wij moeten de politici, die wij overigens zelf kiezen, met veel grotere aandrang op stang jagen. Maar vooral moeten wij dringend ons eigen zogezegd goede geweten schrappen. Sta toe dat ons kwade geweten ons plaagt. En bovenal, geachte medegrootouders, verban ieder gevoel van superioriteit.
Uw ongeruste medebetoger,
Geert van Istendael
Geert van Istendael is auteur en ambassadeur van Grootouders voor het Klimaat
De tijd dringt, Brieven van Grootouders voor het Klimaat werd samengesteld door Bernard Hubeau en Marc Cabus. Het bevat 69 brieven en enkele stukjes over de Grootouders-beweging. Het voorwoord is van Jan Terlouw. Het boek werd uitgegeven door uitgeverij epo.
Reactie toevoegen