EPOU_220154_cover De wereld die we delen.indd

Een pareltje – Tine Hens, De wereld die wij delen

Tine Hens, De wereld die wij delen overtuigde Jan Stel helemaal. ‘Een pareltje’ noemt hij het. Voor onder de kerstboom…!

Het essay De wereld die we delen, van Tine Hens is een pareltje dat speciaal is geschreven voor de Belgische Maand van de Filosofie 2022. Tine Hens schreef het op verzoek van Confituur, een kleurrijk verbond van onafhankelijke boekhandels. Het is alleen al daarom geen standaardwerkje, zoals je die in De Standaard boekhandel vindt. Ik verbaas mij, mede gezien het aanbod dat nogal standaard is, al jaren over de naam van de grootste Vlaamse boekhandel. Het is een genot om in een echte boekhandel te snuisteren, tussen het vaak heel verassende aanbod. Dat is precies wat ik mis in De Standaard, die maar standaard is.

De wereld die we delen is een heel handzaam boekwerkje van 76 pagina’s, dat je zo in je binnenzak stopt of in je sjakosj. Het is opgedeeld in vier hoofdstukjes die allen beginnen met een leuke, in zwart-wit getekende illustratie van Leon Schodts.

De titel spreekt me aan, omdat wij, evenals elk organisme, het product zijn van de evolutie die er zijn tijd voor nam en neemt. Het leven is 3,2 miljard jaar oud. Wij ontstonden pas 300.000 jaar geleden. Dat is slechts 0,001% van de tijd dat er leven op aarde is. Onze oude beschavingen van Mesopotamië, het oude Egypte en in de Indusvallei, ontstonden pas ongeveer 5000 jaar geleden of minder dan 0,0002% van die tijd.

Wij, dier onder de andere dieren, plaatsen ons graag boven al het andere leven. Of om Tine Hens te citeren: “Ooit takelden we onszelf bovenop de zogenaamde piramide van het leven, maar hoe beter we kijken en hoe meer we ontdekken, hoe duidelijker het wordt dat die uitzonderingspositie kunstmatig is”. Het is een perceptie die alleen wij hebben en dan is het oppassen geblazen.

Verwondering

In het eerste hoofdstukje, Het schimmelperspectief, neemt Tine Hens je mee naar de onzichtbare wereld van de microben of micro-organismen. Ze vormen een grotendeels onbekende en bizarre microkosmos. Ze zijn het oudste leven op aarde. Twee derde van het leven op aarde bestaat uit micro-organismen. Ze zijn alleen met een microscoop te zien.

Zonder micro-organismen, zoals schimmels, bacteriën en archaea, zou er geen leven op de aarde mogelijk zijn. Het waren de schimmels die 500 miljoen jaar geleden uit de oceaan aan land kropen en de barre en kale continenten vergroenden. Hierdoor kon het landleven zich ontwikkelen. Zonder hen waren wij er niet geweest.

Uit het speelse gesprek met haar zoon bij de kleine vijver in de achtertuin en haar interviews met bekende wetenschappers, zoals de Canadese bosecologe Suzanne Simard en de Britse schimmelonderzoeker Merlin Sheldrake, blijkt een grote verwondering voor de oerkracht en diversiteit van het leven.

Japanse wetenschappers hebben twee jaar geleden 101,5 miljoen jaar oude microben uit de diepzeebodem, weer ‘tot leven gewekt’. Toen ze in het laboratorium voedingsstoffen kregen, begonnen ze zich weer te delen.© JAMSTEC, Yuki Mororno.

Verwondering bij het lezen van een boek over de steenkoolvoorraden en het ontstaan ervan, deed mij als 13-jarige besluiten paleontoloog te worden. Dit tot grote verbazing van mijn ouders en vriendjes, omdat ik net op school was zitten gebleven. De fascinatie voor dat vak is nooit verdwenen en kleurt mijn manier van denken tot op de dag van vandaag.

Dat Japanse wetenschappers in 2020 nog steeds levende micro-organismen vonden in afzettingen die 101,5 miljoen jaar oud zijn en diep in de huidige oceaanbodem zitten, is onvoorstelbaar. Toen ze in het laboratorium werden gevoed, begonnen ze zich weer te vermenigvuldigen. Het lijkt wel alsof ze uit een hele lange ‘winterslaap’, waarin ze zich niet meer delen, kwamen. Meer bedreigend is dat er ook tienduizenden jaren oude virussen weer tot leven kunnen komen, als ze door onze klimaatopwarming vrij komen uit de permafrost. Deze wetenschappelijke verhalen doen me denken aan sommige bizarre verhalen van Edgar Ellen Poe.

Verbazing

In Kopvoeters en ketters gaan we in Parijs op bezoek bij de Nederlandse filosofe Marjan Slob. De naam ‘Kopvoeters’ verwijst naar de onzinnige scheiding tussen lichaam en geest, mens en natuur, ratio en gevoel, enz. Die kwam er door 17de-eeuwse filosofen, zoals Francis Bacon, de vader van de moderne wetenschap, en René Descartes met zijn mechanistisch wereldbeeld. De opsplitsing van mens en dier leidde tot wreedheid, die dat in hun ogen niet was, omdat je een object geen pijn kunt doen. Het kronkelen en krijsen van dieren, zoals de hond van zijn vrouw, die Descartes opensneed, deed hij af als reflexen van spieren en pezen die automatisch reageren op prikkels. Ook toen was er kritiek op dit dualisme. Van de beroemde filosoof Baruch Spinoza, bijvoorbeeld. Volgens hem waren God, mens en natuur variaties van eenzelfde werkelijkheid. Dat leverde hem een veroordeling wegens ketterij op.

Hoe anders is het wereldbeeld van de inheemse volkeren, die van mening zijn dat lichaam en geest ondeelbaar zijn. Niks dualisme. Volgens de filosofe Anne Conway zindert alles wat ons omringt – bomen, dieren, rivieren, bergen – van het leven. Dat is de stem van de aarde, die wij al zo lang niet meer willen horen. Binnen de Gaia-theorie van James Lovelock is de biosfeer een levend organisme. Het leven – niet de mens – is een geologische kracht. Het is verbazing-wekkend dat wij dat maar niet willen begrijpen. En dat vindt Tine Hens ook, vermoed ik.

Teleurstelling

Homo stupidus stupidus skelet van de Belgische kunstenaar Maarten Vanden Eynde. In zijn oeuvre onderzoekt hij de relatie tussen het economisch groeimodel en de achteruitgang van de aarde. © Maarten Vanden Eynde.

De titel van het derde hoofdstukje is veel zeggend: Homo stupidus stupidus. Ik ben het helemaal eens met de auteur en de kunstenaar Maarten Vanden Eynde, die me vlot een foto van zijn kunstwerk stuurde. Wij gedragen ons behoorlijk stom. In de Westerse wereld hebben we ons, onder invloed van het Rooms Katholieke geloof, al eeuwen geleden zelf op een voetstuk getakeld. Die houding heeft onze Europese geschiedenis en ontwikkeling gekleurd. Dat vaak ten nadele van de volkeren waarmee we in onze koloniale periode in aanraking kwamen door de zogenaamde ontdekkingsreizen. Die reizen waren immers alleen voor onszelf een ontdekking, waarbij het vooral ging om kostbare grondstoffen.

De corona lockdown drukte ons met de neus op de feiten: we zijn kwetsbaar. Eén lullig klein virusje en onze wereld lag plat. Door corona trok de mens zich even terug en herademde de natuur, schrijft ze heel gevoelig. De auteur beschrijft een oktober-uitstap van het gezin naar het strand van Oostende, waar de zeeraket (Cakile maritima) voor een bloemenweelde zorgde. Dat op een strand dat in het toeristenseizoen iedere avond door machines wordt omgewoeld om het afval van verwende en onnadenkende zonneaanbidders op te ruimen: sigarettenpeuken, flessendoppen en mondkapjes. Ja, zelfs die ruimen we, verwend als ze zijn, niet op!

Toen was er ineens een Nobelprijs winnende Hollander, die in 2000 bedacht dat het goed met de mens gaat. De impact van de menselijke activiteiten zijn nu zo groot dat de mens een geologische kracht is, volgens Paul Crutzen. Waaruit blijkt dat? De toename van broeikasgassen door het gebruik van fossiele brandstoffen, de ontbossing voor landbouw, de nieuwe chemische verbindingen, enz. Onze vervuiling bereikt ongekende hoogten. We hebben zelfs onze eigen klimaatverandering gemaakt. De activiteiten van Homo stupidus stupidus zijn heel teleurstellend en vernietigend. Zo teleurstellend dat men er zijn eigen geologisch tijdperk heeft voor bedacht: het Antropoceen. Dat tijdperk werd feestelijk geopend met een reeks atoombomproeven. Hoe verzin je het?

Hoop

En toen kwam ik met mijn boekbespreking in de problemen. Ik had immers na het boekje even te hebben doorgebladerd, vooraf een indeling bedacht. Ik nam daarbij aan dat het laatste hoofdstuk hoopvol zou zijn. ‘Mensen hebben behoefte aan hoop’, schreef iemand mij onlangs. Hoop in die overvloed aan bedreigende informatie over de gevolgen van de door ons sinds 1950 in hoog tempo veroorzaakte drie grote crisissen: klimaat, biodiversiteit en (chemische) vervuiling.

Na mijn grondige lezing van het boeiende boekwerkje begon ik toch even te twijfelen. Maar het laatste hoofdstuk gaat wel degelijk over hoop. Het zit wat verborgen achter het verhaal over hoe de wetenschap steeds duidelijker laat zien dat wij een onderdeel zijn van de natuur. Die is onze omgeving, maar nadrukkelijk niet ONZE natuur. Daarmee bedoel ik het belachelijke en respectloze idee dat de natuur van ons is en dat we ermee kunnen doen wat we willen.

Het tomeloze, nietsontziende gebruik van de natuur heeft allang zijn (planetaire) grenzen bereikt. Tine Hens toont dat fijntjes aan in haar laatste hoofdstuk Nooit meer alleen. Daarin beschrijft ze ook een bezoek aan het prachtige, vernieuwde Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel. Daar wilde ze de ‘diepe tijd,’ en het geologische en paleontologische perspectief beter begrijpen.

Om onze houding ten opzichte van de natuur te veranderen, moeten we een andere taal leren. De taal die de inheemse volkeren gebruiken als ze met een rivier, een bos, een berg praten. Wij zijn die taal verleerd. Dat is een taal waarin onze verbondenheid met de natuur centraal staat. Het Potawatomi, is zo’n taal. In die taal, zegt men, gebruiken we “dezelfde woorden voor de levende wereld als voor onze familieleden, omdat het onze familie is. Stenen zijn bezield, net zoals bergen en water. Berg zijn zeggen we. Zee zijn. Boom zijn.”

Tine Hens haar essay is een mooi geschenk onder de kerstboom

De wereld die we delen is een pleidooi voor anders denken, een kleinood met diepgang, een verhaal dat tot de kern van jouw bestaan doordringt, een verhaal van HOOP. Hoop voor een toekomst voor onze kinderen en kleinkinderen, voor de komende generaties, die hun plaats in de natuur wel kennen. Die een duurzame wereld maken, waarin iedereen tevreden is met genoeg.


Tine Hens, De wereld die wij delen werd gepubliceerd in de Maand van de Filosofie 2022. Helaas is het boekje ondertussen hopeloos uitverkocht, ook bij de Grootouders. Omdat dit geen reguliere uitgave betreft, is het ook niet in de bibliotheken te vinden.

Reactie toevoegen

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met * .