Wat kan de rol zijn van het middenveld en de lokale overheid in de klimaatcrisis
Voor ons derde klimaatcafé ontvingen wij professor Bestuurskunde Filip De Rynck. Hij heeft veel ervaring in lokale praktijken en wetenschappelijke benaderingen over hoe een gemeente beheerd wordt en het aandeel van participatie daarin. Hij stoffeerde zijn betoog “Hoop door actie” met heel veel concrete voorbeelden, in het bijzonder van het Gentse Burgerbudget waarbij hij heel nauw betrokken was.
Als opwarmer beschreef hij hoe een grote stad als Leuven hun Klimaatactieplan vorm geeft, binnen een aparte vzw, los van politiek en administratie, maar met onder andere middelen van de stad. Het plan beschrijft wat de stad doet om oorzaken van klimaatverandering te beperken en de stad aan te passen aan de gevolgen ervan, met veel aandacht naar circulaire economie, voedsel en consumptie.
Maar ook in kleine gemeenten gebeurt er heel wat. Zo ontwikkelde Vorselaar een visie om op een toekomstgerichte manier, “samen dorp te maken”. Hierbij betrekken zij optimaal geïnteresseerde inwoners om mee na te denken over de toekomst. Ook daagden zij bijvoorbeeld buurten uit om mee te ontharden.
Filip De Rynck ziet het lokale niveau als heel breed: van huis naar regio met naast de lokale overheid, ook burgers, straat- en buurtcomités, middenveld, burgerinitiatieven en panels.
Burgerinitiatieven vorderen vaak sneller dan acties van het lokale bestuur omdat die meer gebonden zijn aan striktere regels en formaliteiten. Nieuwe vormen van participatie vergen een aanpassing van de lokale besturen en hun administraties.
Een extra factor waar rekening mee gehouden moet worden, zijn de rollen die we ons als burger kunnen aanmeten. Vroeger waren we kiezer, klant en rechts onderhavige. Door ontwikkeling van nieuwe dienstmodellen zijn daar consument en producent rollen bijgekomen. Dit zorgt voor andere types van relaties en vergt dus een andere aanpak.
Maar wanneer lokale besturen vertrouwen geven aan burgers, dan ontstaat er een rijkere dynamiek, anders dan bij de klassieke vormen van participatie zoals bijvoorbeeld bedreven in gemeentelijke adviesraden.
Hij benadrukte heel sterk het belang van gesprekken met en tussen burgers. Dit leidt dan tot grotere democratische kwaliteit en draagvlak voor potentieel gecontesteerde besluiten. Die manier van aanpak kan ook integratie van beleidsdomeinen stimuleren en de ‘verkokering’ tegengaan.
We komen uit een tijd waar het middenveld heel sterk stond omwille van zijn sociaal kapitaal, de dienstverlening die ze verzorgden en van wat politisering genoemd wordt: de mate waarin ze het beleid aanstuurden. Gedurende de voorbije decennia is de impact van die politisering sterk verminderd. Maar je ziet het nieuwe middenveld ontstaan: samenwerkingsverbanden die op het eerste zicht niet natuurlijk ogen maar uitgaan van een gemeenschappelijk doel of bezorgdheid. In die laatste categorie zien we protestbewegingen tegen circulatieplannen en Lage Emissiezones (LEZ). Die moeten ook serieus genomen worden. We moeten er rekening mee houden dat actie, tegenreactie oproept.
De professor besloot zijn betoog met de visie op de toekomst van het lokaal en buitenlands bestuur. Bestuurskracht moet versterkt worden, een schaalvergroting is nodig om efficiënt te kunnen zijn, omgevingsbeleid moet gebiedsgericht georiënteerd worden en lokale partnerschappen moeten versterkt worden.
Het is duidelijk dat het middenveld, waar ook Grootouders voor het klimaat zich situeren, een belangrijke rol te spelen heeft om tot voorstellen te komen voor de politiek en dat zowel in de politiek als in het middenveld de nood aan professionalisering door samen te werken met experten hoog is. Enkel dan kunnen we tot efficiënte resultaten komen.
Avansa Kortrijk, 24 september 2024
Grootouders voor het Klimaat regio Kortrijk
Reactie toevoegen