De hamvraag
Hoe maak je het mogelijk om rivieren of bossen met al wat erin leeft effectief en binnen een redelijke termijn te beschermen tegen vervuiling, uitdroging, m.a.w. allerlei vormen van degradatie en exploitatie? De rechtbank – denk aan de Klimaatzaak – biedt dan perspectief.
Overheden op het matje
Je kan een overheid erop aanspreken dat ze grondrechten van burgers moet beschermen en moet handelen vanuit het voorzorgsprincipe. Of dat ze in gebreke blijft om haar (internationaal overeengekomen klimaat-)verplichtingen na te komen. De Klimaatzaak in Nederland heeft bewezen dat dat werkt. Je kan een overheid in gebreke stellen. Maar die aanpak heeft even goed zijn beperkingen.
Onbeperkt recht door eigendom?
Wat met een mijnbouwbedrijf dat op eigen terrein gaat ontginnen, met verdroging of vergiftigd grondwater als ‘collateral damage’? Het eigendomsrecht weegt in rechtssystemen overal ter wereld enorm door, zeker als daarachter industriële belangen schuilgaan. Een rechtszaak wordt dan een tijdrovend afwegen van belangen, met beperkte kans op succes. Vaak gaat het om inheemse boerengemeenschappen. Kunnen zij een grote mijnbouwmaatschappij ervan weerhouden om ‘bodemrijkdommen’ te exploiteren? Meestal is dat een gevecht tegen de bierkaai. Geld en macht halen al te makkelijk de bovenhand.
Hoe kan je natuurlijke ecosystemen dan wel beschermen?
Misschien door een ecosysteem of een deel ervan – b.v. de Whanganui rivier in Nieuw-Zeeland – rechtspersoonlijkheid te geven. Op die manier krijgt het ecosysteem zelf rechten en is het niet langer ‘bezit’ waarmee een eigenaar naar believen kan omgaan. Juridisch is dit helemaal geen vergezochte constructie. Vergelijk het met de rechtspersoonlijkheid van bedrijven en vennootschappen, die wel rechtspersoonlijkheid maar geen burger- of politieke rechten hebben. Een voogd/beheerder treedt dan op namens de rechtspersoon.
Of moet je verder gaan, zoals professor Stone met ‘Should trees have standing?’. Hij is degene die de bal echt aan het rollen bracht in 1972. Of kan je alle dieren burgerrechten geven, zoals Donaldson en Kymlycka voorstellen?
Anders gezegd: Rechten voor natuur is een hot issue! Interesse? VOLG DEZE WEBINAR van 11.11.11 met experten met wereldfaam!
- Inschrijven voor de webinar van 11.11.11 (vrijdag 5 juni, 15u-16u) doe je via de link hieronder! Spreker is o.a. Dr. Hendrik Schoukens van UGent, specialist milieurecht. Voertaal Engels.
- Wil je een helder achtergrondartikel lezen? “Rechten van de natuur als paradigmashift” van Hendrik Schoukens is een absolute aanrader.
- Of bekijk het filmpje dat hij postte op vrt-Klimaatraad.
Welcome to the 11.11.11 webinar – Rights of Nature
In the context of ‘International Environment Day’, 11.11.11, Broederlijk Delen, Catapa and Bos+ organize a webinar on Friday 5th of June, from 3 PM till 4PM, on the Rights of Nature. All over the world we arewitnesing a growing movement for the Rights of Nature.
Can we protect the rights of ecosystems by law?
The programme includes international speakers from North and South, a climate activist from Bolivia and two lawyers in environmental law.
KLIK HIER VOOR INFORMATIE EN REGISTRATIE
Hendrik Schoukens schreef in Knack, 21 maart 2017, onderstaande opinie.
‘De natuur als rechtspersoon, een noodzakelijke tussenstap op weg naar de betonstop in Vlaanderen?
Hendrik Schoukens
Milieujurist verbonden aan de UGent, schepen voor Groen in Lennik
‘Bouwwoede is voor veel Vlamingen een tweede natuur’, schrijft milieu-jurist Hendrik Schoukens (UGent). Om dat tegen te gaan raadt hij onze politici aan zich te laten inspireren door Ecuador en Nieuw-Zeeland. ‘Wordt het geen tijd om onze natuur grondwettelijk te beschermen?’
Nieuw-Zeeland heeft geschiedenis geschreven. En voor één keer is dat niet te wijten niet aan de nationale sport nummer 1, het rugby. Vorige week heeft het parlement er een wet aangenomen die de Whanganui-rivier de juridische status van een persoon heeft toegekend. Die is er gekomen op vraag van de Maori’s, na een decennialange juridische strijd.
Het lijkt een heuse paradigmashift. Eén die voortbouwt op eerder pionierswerk uit Zuid-Amerika, waar aan de natuur al expliciet het recht is toegekend om op te treden in de rechtbank.
Maar wat schieten wij, zelfverklaarde rationele westerlingen, op met een wettelijke erkenning van de natuur?
Betonstop met pijnstiller?
Op het eerste gezicht niet veel. Voor de doorsnee Vlaming is het allicht juridische spielerei, die ver staat van de harde, economische realiteit waarmee hij dagelijks wordt geconfronteerd. Onze spreekwoordelijke baksteen in de maag laat weinig ruimte voor filosofische bespiegelingen omtrent de intrinsieke waarde van natuur.
Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral, zo wist Bertold Brecht al. Vrij vertaald naar de tot voor kort vigerende Vlaamse verkavelingsnorm: eerst een ruim dak boven het hoofd, bij voorkeur een uitzicht op een stukje niet-verkaveld Vlaanderen en dàn denken we wel eens na over hoe we de overgebleven restnatuur en open ruimte vrijwaren. De toekomstige generaties – dé hoeksteen uit het containerbegrip duurzame ontwikkeling – kunnen nog wel nog even wachten, toch?
De met veel trom aangekondigde betonstop in 2040 (of was het 2050?) bracht de eerste barstjes aan in dat zelfvoldane pantser. Om een halt toe te roepen aan de alsmaar toenemende urbanisatie en versnippering van La Flandre Profonde besloot de Vlaamse Regering immers dat we op termijn niet meer mogen bouwen in de open ruimte. We zullen ons moeten beperken tot de al ingenomen ruimte. Een idee dat meteen al tot de nodige onrust leek te veroorzaken op het platteland.
Met nieuwsoortige instrumenten, zoals “ruimtelijke ontwikkelingsrechten”, moet deze ruimtelijke omslag verteerbaar worden voor de Vlaming, bij wie bouwwoede ondertussen haast een tweede “natuur” is geworden. De uitgangsfilosofie is eenvoudig: bepaalde waardevolle gebieden vrijwaren met de mogelijkheid de hieruit voortspruitende bouwrechten elders te verkopen. Zo kan men er nog iets aan verdienen ook.
Het is een aantrekkelijke newspeak, die heerlijk past binnen de heersende benadering dat de markt een oplossing kan bieden voor alle problemen. Maar is daarmee wel alles gezegd? Vergt de systeemverandering die aan de deur staat te kloppen niet evenzeer een totale reboot van de fundamenten waarop de bestaande stedenbouwwetgeving is gestoeld? Een omvattend verhaald dat verder gaat dan wat gemorrel in de marge?
Onttovering
Enter de Maori’s. Dat de idee van het toekennen van rechten aan de natuur zijn roots vindt bij oervolken als de Maori’s en Native Americans mag niet verbazen. In scherp contrast met het heersende Westerse wereldbeeld, waarbij de “onttoverde” natuur wordt toegeëigend door mensen, blijkt binnen de scheppingsverhalen van bepaalde inheemse volkeren een meer gebalanceerde verhouding te bestaan tussen mens en natuur. Hier géén verplichting om de natuur te onderwerpen. Hier géén strikte scheiding tussen mens en natuur.
De reactie van de minister van Justitie van Nieuw-Zeeland naar aanleiding van de goedkeuring van het wetsontwerp illustreert dit ten voeten uit: “Hiermee wordt de diepe spirituele band tussen de Whanganui Iwi en hun voorouderlijke rivier erkend en een sterk platform gecreëerd voor de toekomst van de rivier”.
Framing voor gevorderden?
Dat brengt ons bij de kracht van framing, een fenomeen van alle tijden. Iedereen maakt er zich schuldig aan. Taalkundig antropoloog Jan Blommaert stelde onlangs nog dat “taalgebruik nooit neutraal (is), het heeft de bedoeling de dingen voor te stellen in een kader dat bepaalde belangen weergeeft”. Zo ook binnen het Vlaamse stedenbouwrecht. Want welke belangen worden eigenlijk gediend door onze Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening? Een vastgoedlogica of het behoud van ’s Lands Natuurschoon?
De vele uitzonderingsclausules die de voorbije jaren zijn ingevoegd doen de stellige indruk ontstaan dat het niet zozeer de open ruimte is die de begunstigde is van al dat regelwerk. Het is binnen die benadering niet vreemd dat in Vlaanderen de hardnekkige overtuiging bestaat dat iedereen binnen een bouwzone een “subjectief recht” bezit op een vergunning. Dit terwijl, althans juridisch bekeken, noch een bedrijf, noch een particulier 100% zekerheid heeft dat hij of zij een vergunning zal toegekend krijgen. Want de goede ruimtelijke ordening is er ook nog als toetssteen.
‘Deze neutraal ogende termen weerspiegelen dan ook een te ideologisch gekleurde visie op de open ruimte.’ Het liberale vergunningenbeleid ondergraaft nog al te vaak de mooie, dure woorden uit de duizenden pagina’s tellende structuurplannen die onze regio ondertussen rijk is. Het blijft het vloeken in de kerk om een vergunning te weigeren voor zone-eigen constructies. Dat Vlaanderen al zo sterk versnipperd is, is daarbij een handig bijverschijnsel. Dat maakt het makkelijker om te stellen dat het er toch niet zo veel toe doet. Het is al een boeltje. Een koterij meer of minder, wie maalt daar nou om?
Maar er bestaat zo mogelijk nog een krachtiger voorbeeld van die bedenkelijke framing. Zo wordt binnen de Vlaamse stedenbouwwetgeving de term “planschade” sinds jaar en dag gebruikt om “schade” te duiden die een eigenaar lijdt wanneer zijn of haar perceel onbebouwbaar wordt door een bestemmingswijziging. Het begrip “planbaten” verwijst dan weer naar de meerwaarde die een terrein verkrijgt wanneer het van groen naar woonbestemming wordt omgezet. Vraag is of deze suggestieve terminologie nog langer opportuun is in het licht van de nakende betonstop. Het is ondertussen een retorische vraag geworden.
Vanuit het perspectief van de natuur moet het vrijwaren van open ruimte uiteraard niet langer worden omschreven als “schade”, maar als een “baat”. Deze neutraal ogende termen weerspiegelen dan ook een te ideologisch gekleurde visie op de open ruimte. Die laatste wordt vernauwd tot een last, iets waar we vooral willen van genieten wanneer het op de gronden (én kosten) van iemand anders wordt gerealiseerd.
Vlaamse Grondwet mét natuur-rechten?
Het debat over wat onze Vlaamse normen en waarden, dat de voorbije periode niet meer weg te branden is uit de actualiteit, dient zich aan als interessante hefboom voor die vermaledijde betonstop. In plaats van exclusief te focussen op wat we van nieuwkomers verwachten, zouden wij onze welbekende haat-liefde verhouding met de weinige open ruimte die ons nog rest in vraag kunnen stellen. Een moeilijke oefening in introspectie.
Aan inspiratie géén gebrek. Leest u even mee wat er plechtig geschreven staat in de Ecuadoraanse Grondwet: “Natuurgemeenschappen en ecosystemen hebben het onvervreemdbare recht te bestaan, te bloeien en zich te ontwikkelen binnen Ecuador. Het is de plicht van alle regeringen, gemeenschappen en individuen in Ecuador deze rechten te implementeren”. Vervang “natuur” door “open ruimte”, en u heeft alvast een idee van de mogelijke draagwijdte van zo’n bepaling naar Vlaams context.
In tijden waarin sommige politici luidop dromen over een Vlaamse Grondwet, wordt het interessant na te gaan welke narratief uiteindelijk zal zegevieren. Die betonstop moet er komen. Daar is iedereen het nu wel over eens. De recente ontwerpteksten voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen lijken hierover géén twijfel te laten bestaan. Maar reflecteert zo’n betonstop wel voldoende ons bestaande normen- en waardenkader, waar wij als hardwerkende Vlamingen zo graag prat op gaan? Het recht op een woning in het groen versus de intrinsieke rechten van de natuur? Het recht op individuele mobiliteit – mèt de wagen als het kan – versus de inherente schoonheid van een onaangetast, open, groen landschap?
Het fundamentele debat valt niet langer te ontwijken. De toekomst zal uitwijzen of het voorbeeld van Nieuw-Zeeland inspirerend werkt in Vlaanderen. Het zou ongezien zijn. Of blijven we toch hangen in lovenswaardige maar finaal weinig sturende begrippen als “duurzame ruimtelijke ordening”, waarin iedereen zijn gading vindt maar waarmee uiteindelijk niemand opschiet? Twintig jaar na de goedkeuring van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) kunnen we ons géén nieuw decennium van ‘non-beleid’ veroorloven.
Reactie toevoegen