Auteur: Thomas Detombe
Hoe verteren onze boeren een revolutie van het voedselsysteem?
‘Van boer tot vork’ schetst een nieuwe toekomst voor het Europese landbouw- en voedselsysteem. Die is nodig, want onze industriële landbouw botst op de grenzen van mens en planeet. Wat met onze landbouw? Journalist Thomas Detombe, gespecialiseerd in de ethische kant en het gezondheidsaspect van voeding, zoekt het voor ons uit.
Eerste publicatie in Eostracé
Ons industriële voedselsysteem heeft nood aan een duurzame upgrade. Kringlooplandbouw, korte ketens en agro-ecologie klinken veelbelovend, maar kunnen de boeren al die veranderingen nog aan? “Zonder gepaste ondersteuning is verduurzaming simpelweg onhaalbaar.”
“Als je landschappen vernietigt, zijn de diersoorten die overblijven degene waar mensen ziektes van krijgen”, waarschuwde professor Kate Jones (University College London) midden maart in Scientific American. Jones specialiseert zich in de wisselwerking tussen ecologische en menselijke gezondheid.
Het International Panel of experts on Sustainable Food Systems (IPES-Food) citeerde Jones in een rapport over Covid-19 en de link met het voedselsysteem. Volgens IPES-Food creëerde de industriële landbouw mee de context waarin het coronavirus kon ontstaan en zich verspreiden. Eerder waarschuwde ook de WHO al dat virussen een bondgenoot vinden in klimaatverandering, vernietiging van ecosystemen, ontbossing en biodiversiteitsverlies.
De vraag rijst: botst ons voedselsysteem op zijn grenzen? En komen we dankzij het coronavirus dichter bij een omslagpunt? Imke de Boer, hoogleraar Dierlijke Productiesystemen aan Wageningen University & Research, waagt zich liever niet aan grote epidemiologische analyses. Maar ook los van de coronalink ziet ze voldoende redenen om voor een radicaal ander voedselsysteem te pleiten.
“Na 1945 ontwierpen beleidsmakers een performant Europees landbouwsysteem waaraan we voldoende, veilig en goedkoop voedsel te danken hebben. Ongetwijfeld een grote verwezenlijking, maar we zien wel steeds meer de schaduwzijdes van die naoorlogse schaalvergroting en intensifiëring, zowel in eigen regio als buiten Europa.”
Levensgevaarlijke systeemfouten
“Een kwart van de globale broeikasgasemissies zijn te wijten aan ons voedselsysteem. Net zoals een derde van de wereldwijde verzuring, het grootste deel van de overbemesting én het massale biodiversiteitsverlies. De prijs van ons goedkope en overvloedig beschikbare voedsel wordt elders betaald”, verduidelijkt de Boer.
“De systeemfouten beperken zich niet louter tot klimaat en milieu”, gaat ze verder. “Dat zag je bij enkele Nederlandse slachthuizen die noodgedwongen de deuren moesten sluiten, als gevolg van corona-uitbraken onder het personeel. Die besmettingshaarden kon je zien aankomen. Buiten de werkuren leven de arbeidsmigranten die er vaak werken net zo opgehokt als de dieren die ze moeten slachten. Bovendien moeten ze zich verplaatsen naar hun werk in overvolle busjes. We dragen onvoldoende zorg voor deze mensen.”
“Ook wij betalen een prijs. De massale beschikbaarheid van goedkoop en ongezond voedsel zorgt al jaren voor een toename van obesitas. Tijdens de corona-uitbraak bleken vooral zwaarlijvige mensen op de IC-afdelingen te liggen. Zo draagt ons voedselsysteem een dubbele verantwoordelijkheid. Het speelde vermoedelijk een rol bij de oorsprong en verspreiding van het virus én het maakte ons kwetsbaar voor de gevolgen van een besmetting.”
“Onze economie moet duurzaamheid ondersteunen, niet afstraffen. Kringlooplandbouw mag niet louter een zaak van idealisten zijn.”
Duurzame donut
De Boer pleit voor het donutmodel van Kate Raworth, econoom aan de Universiteit Oxford (zie filmpje). “We zullen ons voedsel moeten produceren en consumeren binnen de hiervoor beschikbare milieugebruikersruimte, met respect voor mens en dier”, vat ze samen. De Eat-Lancet commissie gaf begin 2019 een eerste aanzet rond wat zo’n duurzaam voedingspatroon, binnen planetaire grenzen, concreet betekent. Die ecologische grenzen vormen de buitenkant van de donut.”
“De binnenkant omvat het sociale fundament. Mensen die werken in een cruciale sector als de voedselproductie verdienen een waardig loon en aanvaardbare arbeidsomstandigheden. En wanneer wij als mens beslissen om dieren in te schakelen in onze voedselproductie, hebben we de plicht om goed voor ze te zorgen. Een dier moet gezond zijn, zich goed voelen en ruimte krijgen voor soorteigen gedrag. Dat betekent bijvoorbeeld dat we geen varkens meer houden op een betonnen vloer waar ze niet kunnen wroeten.”
True pricing
“De vraag is niet langer ‘Hoe produceren we zoveel mogelijk voedsel tegen een zo laag mogelijke prijs?’, maar wel ‘Hoe produceren we voldoende gezond en veilig voedsel voor iedereen, binnen de beschikbare milieugebruikersruimte, en met respect voor mens en dier?’.”
True pricing kan een antwoord op die laatste vraag bieden. “Bij true pricing neem je klimaat- en milieubelasting mee in de kostprijs van je product, net zoals dierenwelzijn en correcte arbeidsomstandigheden”, legt De Boer uit. “Maar we moeten ook breder durven nadenken over ons welvaartsconcept, dat vandaag vooral focust op de laagste prijs en economische groei. Een belangrijke vraag in dat verband lijkt mij ‘Welke goederen en diensten willen we waarde geven in een nieuwe economie?’.”
Kringlooplandbouw
In haar lezingen promoot de Boer kringlooplandbouw. “Zoals de term aangeeft, werk je er met gesloten kringlopen. Er is dus geen of slechts minimale nood aan externe inputs zoals kunstmest, pesticiden of geïmporteerd veevoeder. Landbouwbedrijven telen er verschillende gewassen op één veld. Die mengteelten bevorderen de bodemvruchtbaarheid en leiden in bepaalde combinaties zelfs tot een hogere opbrengst.”
“Cruciaal in kringlooplandbouw is een andere rol voor het dier. Zeventig procent van het mondiale landbouwareaal staat vandaag ten dienste van dieren via graasweides, of akkerlanden waarop men veevoeder teelt. Dat is geen efficiënte, noch een ecologische manier van voedselproductie. In westerse landen eet een vleeskip ongeveer vijf keer meer humaan- verteerbaar eiwit dan dat het produceert. Bij een varken is dat 4,5 maal zo veel.”
“Als we dat graan zelf zouden consumeren vermijden we een feed-food competitie tussen mens en dier en kunnen we meer monden voeden. In kringlooplandbouw verwaarden dieren alleen nog reststromen en gras. Dat wil zeggen dat je op vruchtbare gronden enkel gewassen teelt die direct eetbaar zijn voor de mens. Gronden waarop dit niet mogelijk is, kunnen eventueel voor veevoeder worden gebruikt. Hetzelfde geldt voor graslanden, die ook een belangrijke rol hebben als CO2-opslagplaats.”
“Veel landbouwers ervaren initiatieven rond biodiversiteit louter als een kostenpost. Nochtans is investeren in functionele biodiversiteit een manier om je winstmarge te vergroten.”
Niet alleen idealisten
Hoe realiseren we die omslag? De Boer ziet het zo: “Landbouwers die binnen de grenzen van mens-dier-aarde produceren mogen niet uit de markt geprijsd worden. De keten verkorten is één manier om een haalbare prijs te behouden. Het verkleint ook de kloof tussen de consument en boer. Maar dat zal niet volstaan.
Onze economie moet duurzaamheid ondersteunen, niet afstraffen. Kringlooplandbouw mag niet louter een zaak van idealisten zijn.”
Jeroen Watté, bio-ingenieur en agro-ecoloog bij Wervel vzw, treedt de Boer bij. “Kinderen van boeren krijgen vaak te horen dat ze alles mogen worden later, behalve landbouwer. Meer dan vier op de vijf boeren vindt niemand bereid om hun bedrijf over te nemen. Ik begrijp die terughoudendheid. De stiel is in zijn huidige vorm al amper rendabel. Zonder gepaste ondersteuning is verduurzaming voor de meeste boeren simpelweg onhaalbaar.”
Agro-ecologie
Watté ijvert vanuit Wervel voor agro-ecologie. Het principe lijkt sterk op het kringloopmodel van de Boer. “Als we ecologische en sociale kosten zouden meetellen, wordt industrieel geproduceerd voedsel onbetaalbaar. Dat stelt Carolyn Steel in haar boek De hongerige stad. Toch ervaren veel landbouwers initiatieven rond biodiversiteit louter als een kostenpost. In de agro-ecologie draaien we die logica om en wordt biodiversiteit een productiefactor. Elke boer wil een rijkere bodem, want dat levert direct een hogere output op. Voorzie hagen, bomen en poelen op je land. Investeer in mengteelten en zorg voor continue plantengroei. Investeren in functionele biodiversiteit is een manier om je winstmarge te vergroten.”
“Een rijkere bodem betekent immers dat je minder nood hebt aan kunstmest of biociden”, vervolgt Watté. “Zowel een gezond bodemleven als de aanwezigheid van mengteelt maken je gewassen immuner tegen ziekten en plagen. Je dieren voeden met reststromen en gras betekent dat je geen duur veevoeder moet aankopen. Biodiversiteit wordt zo een betrouwbare leverancier van ecosysteemdiensten en het vormt een alternatief voor steeds terugkerende externe inputkosten.”
nvdr – Meer weten over agro-ecologie, lees het artikel van Doina Popusoi, Agroecology as the Answer to Global Food and Climate Crises in Green European Journal, 3 July 2020.
Bizons op de prairie
“Naarmate de landbouw industrialiseerde, verminderde onze kennis rond agro-ecologische technieken. Ze vinden nauwelijks hun weg naar onze landbouwuniversiteiten. Dat is jammer want ze hebben veel potentieel”, aldus Watté.
“Wie weet nog dat bacteriën kunnen dienen als rechtstreekse voedselbron voor planten? Wie kent de techniek van adaptieve rotatiebegrazing? Daarbij boots je het millennia-oude kuddegedrag na van migrerende bizons op de prairie. De dieren begraasden een stuk grasland, en keerden er pas terug na een lange herstelperiode. Op die manier kreeg de bodem de kans om koolstof metersdiep op te slaan. Een juiste manier van begrazing kan de bodemdraagkracht versterken en CO2 opslaan.”
Die opbouw van draagkracht vat de kern van agro-ecologie, daarom ook wel herstellende landbouw genoemd, perfect samen. “Landbouw hoeft echt niet tot bodemdegradatie te leiden. Een oordeelkundig gebruik van je land- en hulpbronnen en de inzet van biodiversiteit als hulpmiddel maken je grond net rijker.”
“Concurreren in een mondiale markt én de vloed aan nieuwe reglementeringen verwerken én de aarde redden, is wel erg veel gevraagd voor één generatie landbouwers. We kunnen niet verwachten dat boeren dit klaarspelen zonder hulp van de overheid.”
Van boer tot bord
Europa lijkt stilaan een duurzamere weg op te gaan. Dat lees je in de nieuwe ‘Van boer tot bord’ strategie van de Europese Commissie. Er wordt gepleit voor meer organische landbouw, minder gebruik van pesticiden en een waardig loon voor de boer.
“Omdat die doelen moeilijk realiseerbaar zijn binnen het huidige productiemodel, stellen wij een transitiefonds voor”, vult Watté aan. “Agro-ecologie is kennisintensief. Je daarin bekwamen vraagt tijd, maar ook de financiële ruimte die boeren nu vaak missen door een zware schuldenlast. Een fonds kan landbouwers de tijd geven om zich bij te scholen en de overstap te maken.”
Volgens een rapport van Systemiq en Soil capital, twee bedrijven die advies geven rond duurzame transitie, is een overstap zelfs zonder steun mogelijk. Door in gesloten kringlopen te werken, bespaar je op klassieke inputs van buiten de keten zoals kunstmest of veevoeder. Die besparing zou op zichzelf al voldoende opleveren om een duurzame shift te financieren.
Geen mirakeloplossingen
Diane Schoonhoven van de Boerenbond erkent de nood aan verandering. “Een van onze missies is een klimaatbestendige landbouw, als levensverzekering voor de toekomst. We zijn in die zin voorstander van meer regionale ketens en een herwaardering van circulaire landbouw. Maar we geloven niet in mirakeloplossingen. Een grote groep boeren staat niet zo ver meer van hun pensioen. Zij investeerden in wat we nu klassieke productiemiddelen noemen, in een periode dat Europa dit aanmoedigde door stabiele voedselprijzen te garanderen.”
“Die tijd is voorbij”, stelt Schoonhoven vast. “Europa gooide haar landbouwmarkt open. Daardoor moeten boeren vandaag veel zwaarder concurreren. Terzelfder tijd groeit de regellast rond bijvoorbeeld milieu- en voedselveiligheid. De ene verordening is amper geïmplementeerd of er wordt al een nieuwe aangekondigd.”
De juiste machines
“Het huidige verdienmodel in de landbouw staat voor kleine winstmarges en grote risico’s. Die context laat geen snelle transitie toe. Oudere boeren missen simpelweg de middelen om massaal in nieuwe technieken te investeren. Concurreren in een mondiale markt én de vloed aan nieuwe reglementeringen verwerken én de aarde redden, is wel erg veel gevraagd voor één generatie landbouwers. We kunnen niet verwachten dat boeren dit klaarspelen zonder hulp van de overheid.”
Schoonhoven schetst de uitdaging via het voorbeeld van mengteelten. “In bepaalde combinaties kunnen die inderdaad tot een hogere opbrengst leiden. Toch zijn mengteelten voor veel boeren onuitvoerbaar. Ze hebben niet de juiste machines om verschillende teelten op één perceel grond te oogsten. En zelfs met de juiste machines zou het extra mankracht vragen.”
“Ook in de veeteelt is een switch niet van vandaag op morgen gerealiseerd”, vervolgt ze. “Hier verwacht ik wel veel van vernieuwende additieven in veevoer. Bepaalde additieven reduceren de methaanuitstoot van koeien met 25 procent. Als je ze combineert met genetische optimalisaties van de dieren, kunnen we de uitstoot vermoedelijk nog verder terugdringen.”
Taboe op beendermeel
“Misschien moeten we ook het taboe op beendermeel loslaten. Het product was medeverantwoordelijk voor de gekke koeienziekte, maar dat is intussen twintig jaar geleden. We weten intussen hoe we beendermeel op een veilige manier van waarde kunnen maken in het voedselsysteem. Vooralsnog wordt beendermeel gewoon verbrand. Als we het opnieuw mogen gebruiken als hoogwaardig voeder, kunnen we de soja-import halveren.”
Volledig gesloten kringlopen zijn volgens Schoonhoven niet wenselijk. “In een circulair systeem kan een melkkoe 5.000 liter melk produceren. Als je een beetje hoogwaardig veevoeder toevoegt aan haar dieet, produceert ze het dubbele. En dat zonder dat haar methaanuitstoot evenredig stijgt. Dieren alleen op reststromen voeden is dus niet altijd klimaatvriendelijker. Per kilogram product zorgt veevoeder van buiten de kringloop zelfs voor een lagere klimaatbelasting.”
De Boer erkent dat het geen zwart-wit verhaal is. “Ons onderzoek illustreert dat dieren volledig bannen niet de duurzaamste oplossing is. Want wie moet dan de reststromen verwerken die niet consumeerbaar zijn voor de mens? Duurzame productie betekent ook dat je voedselafval opnieuw in de kringloop brengt. Soms kan dat alleen via voeder voor dieren.”
Veestapel afbouwen
Toch gelooft De Boer niet dat we een afbouw van de veestapel kunnen vermijden. “In ons onderzoek spelen dieren een bescheiden rol. Als je het huidige aantal dieren wilt handhaven, heb je heel veel land en grondstoffen nodig. Simpelweg te veel om de wereldbevolking binnen de beschikbare milieugebruikersruimte te voeden. Vandaag halen we grofweg een derde van onze eiwitten uit planten, de rest uit dierlijke producten. In kringlooplandbouw geldt de omgekeerde verhouding.”
Schoonhoven repliceert dat Vlaanderen een van de efficiëntste dierlijke productiesystemen ter wereld heeft. “Wat als onze vleessector verhuist naar een land als Brazilië? Daar produceren ze veel minder klimaatvriendelijk dan hier. Bovendien zal de mondiale vraag naar vlees alleen maar toenemen. Landbouwers volgen de markt. Zolang de groei zich doorzet, houden we de productie maar beter in eigen land.”
Voeding als mensenrecht
Daarmee legt de Boerenbond een gekend pijnpunt bloot. Een geïntegreerd mondiaal voedselsysteem verander je niet binnen de huidige neoliberale orde. Jeroen Watté: “Het scientific advice mechanism dat de Europese Commissie adviseert, pleitte recent voor een ruimere benadering van voedsel. Wat we eten zou gemeengoed moeten zijn, geen verhandelbaar koopwaar op een wereldmarkt.”
“Erken toegankelijke, gezonde en duurzame voeding als een mensenrecht. En organiseer je systeem vandaaruit. Overheden staan niet machteloos tegenover de vrije markt. De coronacrisis toonde aan dat ze nog steeds het laatste woord hebben – als ze dat willen”, besluit hij.
Ook de nieuwe evaluatie van het Mestactieplan in Vlaanderen noopt tot een andere, gezondere en bescheidener aanpak van de varkensteelt.
Hierover onderstaand artikel dat Luk Van Krunkelsven van Wervel.
Mest-Actie Plan: van 1 naar 6 zonder vooruitgang?
Auteur: Luk Van Krunkelsven, Wervel
Uiteraard voelt Wervel mee met wat de varkensboeren al zo lang wordt aangedaan. Terwijl in Vlaanderen MAP 6 i.v.m. de waterkwaliteit geëvalueerd wordt, hebben de grootschalige corona-uitbraken in Duitse en Nederlandse slachthuizen de volledige Europese varkensmarkt ontwricht. Grote oorzaak is de weigering van China om nog langer vlees uit deze door corona getroffen slachthuizen in te voeren. De prijzen op de Europese markt gingen de voorbije twee weken fors onderuit en slachtingen worden uitgesteld.
van crisis naar crisis
De laatste 30 jaar ondergaan we in de varkenssector crisis na crisis. Bijvoorbeeld na de Duitse dioxinecrisis anno 2011 kwamen uit diverse hoeken ondersteuningsacties om onze exportgerichte vleesindustrie veilig te stellen. Ten gronde lost dit echter het structureel probleem niet op waarin de landbouw en de varkenssector in het bijzonder vast zitten. Dertig jaar geleden publiceerde De Standaard een Wervelopinie, die vandaag pijnlijk genoeg nog altijd actueel is. Aan het woord o.a. wijlen Sicco Mansholt, vader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
van het eerste Mest-Actie-Plan naar het zesde
De aanhef gaat over de context van de varkenspest in 1990. Deze inleiding laten we weg, maar de rest van het stuk kan anno 2020 opnieuw gepubliceerd worden. Zeker in de context van Afrikaanse varkenspest, die onze exportgerichte landbouw al een tijd teistert en soms ‘kansen’ biedt; de aanvoer van de nog steeds overzeese soja uit bijvoorbeeld Brazilië (uit Cerrado en Amazone; het grootste sojaschip ooit meerde vorige week in Amsterdam aan), het land van de extreem-rechtse president Bolsonaro; de terug aangegroeide veestapel met als gevolg de ondermaatse waterkwaliteit en MAP 6 dat voor deze ‘grondloze’ vleesproductie een oplossing meent te zijn. Map 1, Map 2, Map 3, Map 4, Map 5 waren ook als uitweg uit de mestvloed bedoeld. Het stuk kan dienen als doordenker voor het hoognodige debat over de transitie van ons landbouwmodel en de voor Vlaanderen belangrijke varkenssector naar een landbouw met toekomst. In dat debat zal samen met de veehouders, de overheid, de industrie en het maatschappelijk middenveld moeten nagedacht worden hoe de transitie concreet zou kunnen verlopen zonder sociale slachtoffers te maken. Er zijn verschillende uitwegen, zoals lupine- of kempteelt, zowel in het veevoeder als voor directe menselijke consumptie.
Zieke sector
“De sector van de varkenshouderij is zelf in zijn geheel ziek.” Zo zei eind juli de heer Sicco Mansholt, voormalig EG-commissaris voor Landbouw en vader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid: “De varkenshouderij zal de volgende jaren minstens moeten gehalveerd worden. Als de beslissingen politiek niet worden genomen, zullen de varkens zelf en het milieu het ons opleggen.“
De landbouwpolitiek zal de volgende maanden, jaren inderdaad een beslissende wending moeten nemen. Wij moeten terug naar een extensieve wijze van veehouderij, liefst weer gemengd met akkerbouw, per bedrijf en/of per regio. Zo kan de mest in het eigen gebied op het land worden gebracht. In Vlaanderen moeten dan geen energieverslindende transporten meer georganiseerd worden om de mestoverschotten af te zetten in akkerbouwstreken. Vanuit Nederland hoeven er dan geen boten meer te vertrekken met mestkorrels, richting Spanje en Frankrijk om de wijngaarden te bemesten.
Een wereld op haar kop kan weer op adem komen. Milieudruk wordt verlicht, energieverspilling ingedamd. Er zal een maximumquotum aan varkens moeten worden afgesproken, per land, per gebied, per bedrijf. Dit vraagt een aanpassing en uitbreiding van de bestaande EG-marktordening voor varkensvlees, zoals de regelingen voor rundvlees en voor zuivel nog moeten worden aangescherpt. Quotaregelingen behoren tot de oplossingen, op voorwaarde dat ze niet verhandelbaar zijn. Op langere termijn moeten alle landbouwproducten zo’n regeling tegemoet gaan: productiebeperking én sociaal-ecologisch verantwoorde prijzen.
grondgebonden
Veehouderij moet in zo’n marktordening grondgebonden zijn. Niet meer dieren per hectare dan de natuur kan verdragen. Niet meer varkens dan eraan mest in de omgeving kan worden afgezet. De varkenshouderij moet dus veel gelijkmatiger over de EG-regio’s (1) worden verspreid. Dit betekent dat gebieden als West-Vlaanderen en Zuid-Nederland terug moeten, de kortetermijnbelangen (o.m. export) ten spijt.
De varkenshouders zullen daarvoor een hogere, gegarandeerde prijs van Brussel moeten krijgen. Zodanig dat zij een rechtvaardig inkomen verdienen bij een ecologisch verantwoorde productie, op voorwaarde dat ze bevrijd worden uit de afhankelijkheid van de integrators: de veevoedernijverheid.
veevoer
De invoer van veevoer van buiten de EG moet worden beperkt, vooral als deze uit de Derde-Wereldlanden komt. Dit zal deels van zelf gebeuren, als er minder vraag is naar krachtvoer bij minder varkens. Als bovendien de varkenshouders een betere prijs voor hun varkens krijgen, kunnen ze het iets duurdere veevoer van onze eigen akkerbouwers betalen. De Derde-Wereldlanden moeten voor deze vermindering van export worden gecompenseerd door steun en rechtvaardige prijzen voor de wederopbouw van hun eigen kleine gezinsbedrijven, kleinschalige voedselproductie en lokale markten.
Dat is wat in de Uruguay-ronde van de GATT-onderhandelingen moet worden bedongen. Als de EG productiebeperking (2) aanbiedt, mag ze het recht eisen op beperking van invoer en kan ze bepleiten dat boeren en boerinnen een sociaal-ecologische prijs krijgen voor hun producten. De tijd dringt. Na vier jaar onderhandelingen wordt deze ronde 3-6 december in Brussel afgesloten. Zullen boer en boerin, plant, dier, milieu, consumenten in het Noorden en hongerende volkeren in het Zuiden de verliezers zijn? Of wordt het tij gekeerd door de slachtoffers van de geschiedenis? Tot nu toe lijkt het er niet op.
loon naar werk
Uiteindelijk is een veilige, natuurverantwoorde en diervriendelijke landbouw een veehouderij op den duur goedkoper, omdat er minder wordt verspild, vernietigd en uitgebuit (3). Als boer en boerin loon naar werken krijgen, moeten ze niet verder de natuur – de eerste arbeidster – uitputten. Nu gaat van elke 100 fr. die aan voedingswaren wordt uitgegeven, 60 fr. Naar de verwerkingsindustrie en 40 fr. naar de boer, waarvan slechts 8 fr. voor zijn arbeid is. Deze verhouding kan onder meer door een herverdeling van de EG-belastingen rechtvaardiger worden.
Daar de gemiddelde Europeaan twee- tot driemaal te veel vlees (vr)eet, moet bovendien onze vleesproductie en –consumptie omlaag. Omwille van de volksgezondheid en omwille van wereldwijde rechtvaardigheid.
Dit zou het programma van de Vlaamse en Nederlandse Boerenbonden dienen te zijn. Hun pioniers, de Vlaamse priester Mellaerts en de Nederlandse norbertijn Van den Elzen, zullen in deze keuzes recht worden gedaan…, ook al waren zij in hun praktijk kind van hun (korporatistische) tijd. Of zal het Varkens-Tribunaal (4) onze beschaving nu, honderd jaar later, veroordelen?”
Luc Vankrunkelsven,
De Standaard 17 augustus 1990.
voetnoten
- We opteren ervoor om de toenmalige benamingen EG, GATT, frank etc. in deze tekst te behouden.
- Het kan buitenaards overkomen om anno 2020 voor het ‘vrije’ product varkensvlees met het instrument ‘productiebeheersing’ af te komen. Toch vinden we het zinvol om in de nieuwe crisis dit taboe te doorbreken.
- De totale maatschappelijke kosten voor conventioneel varkensvlees worden geraamd op minimaal 2,32 euro per kilogram. De totale jaarlijkse maatschappelijke kosten van in Nederland geslachte varkens bedroegen in 2008 minimaal 1,5 miljard euro per jaar, ofwel bijna 100 euro per Nederlander. We vermoeden dat dit voor de Vlaamse varkenshouderij gelijkaardig is. (Naar een studie van het ‘Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit’, in opdracht van de Nicolaas G. Pierson Foundation; zie: http://ngpf.nl )
- Wervel bundelde het twee maanden durende debat in De Standaard in ‘Het Varkens-Tribunaal’. Nadien publiceerden we nog tal van kranten over GATT-WTO, veevoederimporten, mestproblematiek (in de jaren ‘90 vier mestkranten; o.a. ‘Geen MAP zonder PAP: Prijzen Actie Plan), landbouwmodellen. Deze uitgaven zijn nog te verkrijgen.
Reactie toevoegen